Berbice
Guyana
Verzet
Kolonisatie
111 Verzetsstrijder Coffij / Coffy / Cuffy
Coffy (Cuffy) was een tot slaafgemaakte man van Akan-afkomst uit West-Afrika die in de Nederlandse kolonie Berbice, huidig Guyana, leefde. Coffy was de leider van de opstand die uitbrak op de plantage Magdalenenburg en onder zijn leiding groeide het verzet ontzettend snel. Plantages werden overgenomen, opzichters gedood en Fort Nassau (het koloniale machtscentrum op Berbice) werd vernietigd.
Coffy benoemde zichzelf gouverneur van Berbice en probeerde te onderhandelen met de Nederlandse gouverneur Van Hoogenheim. Hij en zijn medeleiders hielden het gebied bijna tien maanden in handen. In een brief die hij naar Van Hoogenheim stuurde, kwam hij met een vredesvoorstel, om de kolonie op te delen, de helft voor de Afrikanen in ruil voor vrede en vrijheid. In de brief vertelde hij ook de reden van de opstand: de wrede behandeling van de tot slaafgemaakte.
Coffy’s aanpak werd niet door iedereen gewaardeerd, wat leidde tot verdeeldheid binnen het verzet. Als ‘huisslaaf’ werd hij gewantrouwd door de ‘veldslaven’, die meer geweld wilden. Deze interne spanningen ondermijnden zijn gezag. Van Hoogenheim reageerde vervolgens niet op Coffy’s voorstellen. Hij hoopte zo op uitstel om ervoor te zorgen dat de Nederlandse troepen de tijd hadden om naar Berbice te komen en ook dat het verzet zichzelf zou verzwakken. Uiteindelijk gebeurde dat ook. Coffy pleegde op 13 mei 1763 zelfmoord en enkele maanden daarna maakte de Nederlandse troepen een einde aan de opstand.
Coffy was de eerste leider van een grote, georganiseerde slavenopstand in Zuid-Amerika. Zijn leiderschap en poging tot vreedzame oplossingen maken hem tot een sleutelfiguur in de verzwegen geschiedenis van antislavernijverzet. Zijn verhaal laat zien dat de geschiedenis van slavernij niet alleen over onderdrukking gaat maar ook over verzet, leiderschap en menselijke waardigheid. Coffy wordt in Guyana als nationale held geëerd en sinds 1970 is 23 februari daar een nationale feestdag: ‘De Dag van de Republiek’.
Bronnen:
Draag zelf een gebeurtenis of persoon aan en help mee dit gedeelde verleden compleet te maken.
164 Formele opheffing van de VOC
De VOC werd in 1602 opgericht door de samenvoeging van verschillende in Azië werkzame compagnieën. De VOC ontving het alleenrecht op de handel in Azië en gedroeg zich in sommige opzichten als een zelfstandige staat. Er werden verdragen gesloten met lokale leiders, forten gebouwd in handelsgebieden, en het had een eigen leger. Met dit leger werd de lokale bevolking tot arbeid gedwongen.
Onder de VOC kwam slavernij veel voor. De slavernij onder de VOC begon al eerder dan de slavernij onder de WIC. In totaal wordt er geschat dat de VOC 500.000 tot één miljoen mensen heeft vervoerd, tewerkgesteld en doorverkocht.
De VOC haalden slaafgemaakten uit Azië, maar soms ook uit Oost-Afrika. De mensen werden onder andere gedwongen tot het bouwen van forten en het werken op plantages of als hulp in de huishouding. De VOC profiteerde zelf van de gratis arbeid, maar verdiende ook miljoenen aan de belasting op de slavenhandel in hun gebied.
Aan het eind van de achttiende eeuw raakte de VOC diep in de schulden. Met de oprichting van de Bataafse Republiek (later Koninkrijk der Nederlanden) werden die schulden (12 miljoen!) genationaliseerd. Dit vormde de formele ontbinding van het bedrijf. In 1799, verliep het laatste octrooi van de VOC en was het officieel afgelopen.
De slavernij ging echter door onder Nederlands bestuur. Pas in 1860 werd de slavernij afgeschaft, maar de praktische uitvoering daarvan was alleen merkbaar op Java. Op andere eilanden bleven mensen in slavernij leven. Uiteindelijk ging de slavernij onder het Nederlandse koloniale regime door tot het begin van de twintigste eeuw.
Bronnen:
159 Begin van de Obano-opstand in Nederlands Nieuw-Guinea
In november 1956 kwamen Papoea’s uit het Wisselmerengebied (nu Paniai) in opstand tegen het Nederlandse koloniale bestuur. De directe aanleiding was de toenemende bemoeienis van de Nederlandse overheid met het lokale leven. Traditionele vormen van rechtspraak, zoals het adat-recht, werden verboden. Tegelijkertijd werd de bevolking geconfronteerd met uitbraken van mazelen en een varkensziekte, wat werd gezien als het gevolg van de aanwezigheid van Nederlanders.
Op 4 november tijdens de opening van een zendingsgebouw vielen strijders onder leiding van Bunaibo en Dabakayame de zendingspost aan. Acht mensen, onder wie zendingswerkers, kwamen daarbij om. De Nederlandse staat reageerde met militair geweld. Meer dan honderd Papoea’s werden gedood, onder wie veel burgers.
De opstand werd niet beëindigd door militaire overmacht, maar door lokale groepen tegen elkaar op te zetten. De Nederlandse gouverneur Van Baal probeerde berichtgeving over de opstand stil te houden, uit angst voor internationale aandacht, met name vanuit Indonesië, dat het gebied opeiste.
De Obano-opstand laat zien hoe gewelddadig het Nederlandse koloniale systeem kon zijn wanneer mensen hun eigen regels en leefwijze wilden blijven volgen.
Bronnen:
163 Eerste verkiezing voor de Staten van de Nederlandse Antillen
In 1937, op 20 december, vonden voor het eerst verkiezingen voor de Staten van de Nederlandse Antillen plaats. Dit was de opvolger van de Koloniale Raad die sinds 1833 de gouverneur adviseerde en waarvan de leden door de Nederlandse koning waren benoemd.
De eerste jaren zaten er vijftien leden in de Staten, waarvan vijf benoemd door de gouverneur en tien gekozen door geschoolde mannen die belasting betaalden, van alle zes eilanden. In 1949 werd dat omgezet naar 21 leden die allemaal rechtstreeks werden gekozen en nu ook op basis van mannen- en vrouwenkiesrecht.
Het is het begin van politieke partijvorming. Moises da Costa Gomez en zijn PNP (Partido Nashonal di Pueblo) kregen de meeste stemmen. Moises da Costa Gomez was een Afro-Curaçaose nationalist. Tijdens zijn rechtenstudie in Europees Nederland schreef hij een proefschrift waarin hij kritiek uitte op de koloniale macht op de Antillen. Toen hij na zijn studie terugkeerde op Curaçao begon hij zijn politieke strijd. Hij wordt omschreven als de eerste premier van Curaçao.
Bronnen:
162 Ondertekening van het Koninkrijksstatuut
Op 15 december 1954 werd het Koninkrijksstatuut (Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden) ondertekend. Dit document legde officieel vast dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen gelijkwaardige landen binnen het Koninkrijk werden, met de koningin als staatshoofd. Op papier betekende dit het einde van de koloniale verhoudingen, maar in de praktijk bleek de ongelijkheid hardnekkiger.
Het Statuut was bedoeld om ruimte te geven voor meer zelfstandigheid. Toch bleef de macht sterk geconcentreerd in Nederland, en was er weinig sprake van echte gelijkwaardigheid. Suriname koos uiteindelijk voor volledige onafhankelijkheid in 1975. Aruba kreeg in 1986 een 'status aparte' als zelfstandig land binnen het Koninkrijk. Curaçao en Sint Maarten volgden op 10 oktober 2010, terwijl Bonaire, Sint Eustatius en Saba sindsdien bijzondere gemeenten van Nederland zijn.
De ondertekening van het Statuut markeert een belangrijk moment in de dekolonisatie geschiedenis van het Koninkrijk. Het herinnert ons er ook aan dat wettelijke gelijkwaardigheid niet automatisch leidt tot daadwerkelijke gelijkheid.
Bronnen:
161 Treinkaping en bezetting Indonesisch consulaat door Molukkers
Op 2 december 1975 hebben zeven jonge Molukkers een trein gekaapt bij het Drentse Wijster. Tegelijkertijd bezette een andere groep Molukse jongeren het Indonesische consulaat in Amsterdam. Het was een gewelddadig protest tegen hun behandeling door de Nederlandse regering. Hun ouders waren in 1951 als voormalige koloniale militairen naar Nederland gebracht en sinds die tijd was er nauwelijks iets voor hen gedaan. De meeste Molukkers willen terug naar een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. De acties duurden ongeveer twee weken en er zijn meerdere doden gevallen. In 1977 vond opnieuw een treinkaping plaats (de Punt) en werd een naburige basisschool gegijzeld.
Bronnen:
160 Geboortedag van Moises da Costa Gomez
Op 27 oktober 1907 werd Moises Frumencio da Costa Gomez geboren, een Afro-Curaçaose leider die een sleutelrol speelde in de politieke emancipatie van de Nederlandse Antillen. In 1938 trad hij toe tot de Antilliaanse Staten. Van 1951 tot 1954 was hij voorzitter van de eerste Regeringsraad van de Nederlandse Antillen, waarmee hij wordt beschouwd als de eerste minister-president van de Antillen. Ook werkte hij mee aan het Koninkrijksstatuut van 1954, dat de relatie tussen Nederland en de overzeese gebieden opnieuw vormgaf.
Dr. Da Costa Gomez was veel meer dan politicus. Hij was een bevlogen nationalist die streed voor autonomie en rechtvaardigheid. Hij stimuleerde het politieke bewustzijn onder de bevolking, organiseerde sociale hulp via Kas di Pueblo en richtte de Nationale Volkspartij (PNP) op. Daarmee gaf hij een stem aan mensen die vaak werden buitengesloten, zoals de arme kunuku-bewoners van Curaçao.
Da Costa Gomez geloofde sterk in onderwijs als motor voor verandering en pleitte voor een eigen universiteit. Hij moest zelf voor zijn opleiding naar Nederland waar hij het gymnasium volgde en rechten studeerde in Utrecht. In 1935 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift getiteld Het wetgevend orgaan van Curaçao bezien in het kader van de Nederlandse koloniale politiek. Ook zette hij zich in voor samenwerking binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk. Bij internationale onderhandelingen over meer zelfbestuur gaf hij leiding aan alle delegaties.
Dr. Moises da Costa Gomez wordt herinnerd als een visionair leider die met overtuiging streed voor gelijkwaardigheid, waardigheid en zelfbeschikking voor de bevolking van de Antillen. Zijn nalatenschap leeft voort in de strijd voor een rechtvaardiger Koninkrijk. Hij overleed op 26 november 1966.
Bronnen:
158 Oprichting Anti-Apartheids Beweging Nederland
Op 4 oktober 1971 werd in Amsterdam de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN) opgericht, met als doel het beëindigen van het apartheidsregime in Zuid-Afrika en het ondersteunen van bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika. De oprichting was een reactie op de beperkte effectiviteit van het Comité Zuid-Afrika (CZA) en werd geleid door jonge activisten, waaronder de Zuid-Afrikaanse balling Berend Schuitema en zijn vriendin Conny Braam.
De AABN richtte zich op het ondersteunen van het African National Congress (ANC) en andere bevrijdingsbewegingen, en voerde campagnes voor boycots van Zuid-Afrikaanse producten, investeringsstoppen en de vrijlating van politieke gevangenen. Daarnaast organiseerde de beweging acties tegen bedrijven die zaken deden met het apartheidsregime, zoals Shell en Philips.
In 1997 ging de AABN op in het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika (NiZA), dat later ActionAid Nederland werd. De AABN speelde een cruciale rol in het mobiliseren van de Nederlandse samenleving tegen apartheid en droeg bij aan de internationale druk die uiteindelijk leidde tot het einde van het apartheidsregime in Zuid-Afrika.
Bronnen:
155 Petitie ‘Sporen van Slavernij’ aangeboden door Afrikaans-Europese Vrouwenbeweging Stichting Sophiedela
In 1998 bood de Afrikaans-Europese vrouwenbeweging Stichting Sophiedela de petitie ‘Sporen van Slavernij’ aan de Tweede Kamer aan. Onder leiding van Barryl Biekman vroeg Sophiedela om erkenning van het Nederlandse slavernijverleden, excuses namens de overheid en een nationaal gedenkteken.
De stichting was al sinds haar oprichting in 1986 actief voor de rechten en positie van vrouwen met Afrikaanse roots. Vanuit de beweging van het Pan-Afrikanisme staat zij voor volwaardige deelname van vrouwen in alle lagen van de samenleving die vrij is van racisme, uitsluiting en achterstelling. In deze visie is ook een rol weggelegd voor de Zwarte man, als bondgenoot in emancipatie en opvoeding.
De petitie leidde tot actie: in 1999 kreeg de regering de opdracht om werk te maken van erkenning en herdenking van het slavernijverleden. Sophiedela werd gevraagd een landelijke organisatie op te richten die namens alle betrokken groepen kon spreken. Zo ontstond het Landelijk Platform Slavernijverleden (LPS), dat sindsdien als officiële gesprekspartner van de overheid fungeert.
Dankzij jarenlange inzet kwam in 2002 het Nationaal Slavernijmonument in het Oosterpark tot stand. Kort daarna volgde ook de oprichting van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee).
Bronnen:
156 Sterfdag van Curaçaose schrijver en activist Frank Martinus Arion
Frank Martinus Arion was een van de belangrijkste Caribische schrijvers in het Nederlands. Hij was ook dichter, politiek activist en een groot voorvechter van het gebruik van het Papiaments in het onderwijs. Als Frank Efraim Martinus werd hij geboren op Curaçao, waar hij opgroeide in armoede. Zijn jeugd werd getekend door verlies en eenzaamheid. Al op jonge leeftijd ontdekte hij de kracht van taal en begon hij met schrijven. In zijn beroemde debuutroman Dubbelspel (1973) liet Frank Martinus Arion zien hoe koloniale verhoudingen en ongelijkheid nog steeds een rol spelen in het dagelijks leven.
Frank Martinus Arion schreef zowel in het Nederlands als in het Papiaments. Zijn hele leven lang streed hij voor onderwijs in de moedertaal. Tegen de stroom in richtte hij op Curaçao een school op waar les werd gegeven in het Papiaments. Zijn schrijverschap en activisme waren nauw met elkaar verbonden. Hij sprak zich uit tegen racisme, verzette zich tegen herkolonisatie en pleitte voor onafhankelijkheid van de eilanden.
Samen met schrijver Adriaan van Dis was hij een van de initiatiefnemers van het slavernijmonument in Amsterdam, dat in 2002 werd onthuld. Zijn werk zette veel mensen aan het denken over het koloniale verleden van Nederland en de rol van Zwarte mensen in de geschiedenis.
In 1992 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 2008 gaf hij deze onderscheiding terug. Frank Martinus Arion was politiek actief binnen de opkomende partij Pueblo Soberano. Hij verzette zich tegen de koppeling van schuldsanering aan een nieuwe staatkundige structuur en beschuldigde Nederland van herkolonisatie van de Antillen.
Hij overleed op 28 september 2015, maar zijn werk en strijd leven voort. Hij liet een literaire en maatschappelijke erfenis na die ons inspireert om te blijven vechten voor rechtvaardigheid en erkenning.
Bronnen:
157 Eerste Black Achievement Month
De Black Achievement Month werd voor het eerst georganiseerd op initiatief van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (Ninsee). Tijdens deze maand staan inspirerende Zwarte rolmodellen uit de wetenschap, sport, kunst, cultuur en andere delen van de samenleving centraal.
De maand is geïnspireerd op de Black History Month, die sinds de jaren 1970 jaarlijks wordt gevierd in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In Nederland heeft het inmiddels een eigen vorm gekregen. Uitgangspunt is om de bijdragen van Zwarte Nederlanders onder de aandacht te brengen van een breed publiek.
Wat begon als een initiatief, is uitgegroeid tot een zelfstandige organisatie en jaarlijks terugkerend evenement. Door het hele land worden in oktober evenementen georganiseerd: van tentoonstellingen en debatten tot theater, ‘spoken word’, muziek, dans en film. Tijdens de maand worden ook de Black Achievement Awards uitgereikt aan Zwarte mensen die op verschillende terreinen rolmodellen zijn.
Bronnen:
154 Publicatie Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet
In 1854 publiceerde Wolter Robert baron van Hoëvell het boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet. Samen met Max Havelaar van Multatuli uit 1860, was dit een van de belangrijkste kritieken in de negentiende eeuw op het Nederlandse koloniale beleid.
Van Hoëvell studeerde Theologie in Groningen en was predikant in Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië. Later werd hij lid van de Tweede Kamer en de Raad van State. In 1838 begon hij het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, waarin hij schreef over de misstanden in de koloniën. Zijn korte verhaal ‘Eene slaven-vendutie’ uit 1853 liet zien hoe afschuwelijk de slavenhandel was. Dit verhaal leidde uiteindelijk tot zijn boek over Suriname.
In zijn boek beschreef Van Hoëvell uitgebreid de zware omstandigheden waaronder de 40.000 slaafgemaakten in Suriname leefden. Hij schreef het als Kamerlid van de Liberalen om aandacht te vragen voor de afschaffing van de slavernij, waar op dat moment in de Tweede Kamer over werd gediscussieerd. Hij schreef: “Suriname is een donkere bladzijde in de geschiedenis van Nederland en vernedert en onteert het tegenwoordige geslacht, omdat het de schandelijke erfenis zijner vaderen, de gevloekte slavernij, niet opheft en vernietigt!”
Van Hoëvell is zelf nooit in Suriname geweest. Hij baseerde zich op ooggetuigenverslagen van bronnen die anoniem moesten blijven uit angst voor represailles en op verslagen van de minister van Koloniën.
Nederland schafte de slavernij in Suriname en de Caraïben officieel af op 1 juli 1863, maar in de praktijk bleef het nog bijna tien jaar voortduren.
Bronnen:
153 Begin van de Haïtiaanse revolutie
Op 11 augustus 1791 begon in het Kaaiman Bos de Haïtiaanse revolutie. De opstand werd geleid door Toussaint Louverture, die zelf als slaafgemaakte was geboren. Hij streed voor vrijheid en rechtvaardigheid. Wat begon als een lokale opstand groeide uit tot een grote revolutie, die niet alleen de Franse koloniale macht uitdaagde, maar ook Engelse en Spaanse legers tegen zich kreeg.
In veel slavenkolonies in de regio was dit een schrikbeeld voor de koloniale machthebbers en een bron van hoop voor de tot slaafgemaakten: het liet zien dat verzet mogelijk was. Hoewel Toussaint Louverture gevangen werd genomen, leidde zijn opvolger Jean-Jacques Dessalines de opstandelingen in 1804 naar een definitieve overwinning. Haïti werd de eerste onafhankelijke Zwarte republiek en de eerste kolonie waar slaafgemaakten zichzelf bevrijden.
Deze revolutie inspireerde ook andere opstanden, zoals die van Tula op Curaçao. Maar de overwinning kwam niet zonder grote prijs. Frankrijk blokkeerde het eiland en eiste een enorme schadevergoeding van 150 miljoen goudfranc (nu ongeveer 35 miljard euro). Haïti moest deze schuld tot 1947 afbetalen. Dit maakte het land extreem arm en dit werkt nog steeds door in de huidige economie.
Bronnen:
152 Uitroepen onafhankelijkheid Indonesië
"Wij, het volk van Indonesië, roepen hierbij de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Zaken betreffende de machtsovername en andere kwesties zullen op ordelijke wijze en in zo kort mogelijke tijd worden geregeld. In naam van het Indonesische volk, Soekarno en Hatta." Op de ochtend van 17 augustus 1945 roept Soekarno, samen met Hatta, de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Soekarno’s vrouw Fatmawati naaide nog in de vroege uurtjes eigenhandig een vlag in elkaar, volgens de overlevering uit een rode blouse van haarzelf en een witte blouse van haar man.
Twee dagen eerder had Japan zich overgegeven. De Tweede Wereldoorlog was voorbij. Maar Nederland wilde haar koloniale gezag in Indonesië herstellen. De reactie op de onafhankelijkheidsverklaring was gewelddadig. Wat Nederland toen ‘politionele acties’ noemde, was in werkelijkheid een oorlog tegen de onafhankelijkheid van het Indonesische volk.
In het begin van de twintigste eeuw voerde Nederland in Nederlands-Indië de zogenoemde ‘Ethische Politiek’ in. Zogenaamd ‘uit verantwoordelijkheid’ om de lokale bevolking de kernwaarden van het westerse denken bij te brengen. Maar juist doordat jonge Indonesiërs gingen studeren, groeide hun bewustzijn en het verzet tegen koloniale overheersing. Wie zich uitsprak, werd vaak zonder proces opgesloten of zelfs ter dood gebracht.
Tegen deze achtergrond richtten Hatta en Soekarno in de jaren 1920 de Indonesische Vereniging en later de Perserikatan (later Partei) Nasional Indonesia (PNI) op, waarmee zij streefden naar onafhankelijkheid zonder samenwerking met Nederland. Hun activiteiten kwamen tijdens de zware economische crisis in de jaren 1930 op een laag pitje te staan, maar leefden weer op toen de Japanse bezetter in 1942 de Nederlanders versloeg.
De onafhankelijkheidsoorlog duurde uiteindelijk vier jaar. Op 27 december 1949 droeg Nederland de macht over. Soekarno werd de eerste president van de Republiek Indonesië en Hatta zijn vice-president. Pas in de 21ste eeuw erkende de Nederlandse regering 17 augustus bij monde van toenmalig minister Bot van Buitenlandse Zaken expliciet als “de-facto dag van onafhankelijkheid”.
Bronnen:
150 De eerste groep contractarbeiders uit Java arriveert in Suriname
In 1890 kwamen de eerste contractarbeiders uit het huidige Indonesië aan in Suriname. Ze werden geworven om te werken op de plantages, nadat slavernij in 1863 werd afgeschaft. Maar pas in 1873 waren tot slaaf gemaakten écht vrij, tot die tijd moesten ze nog tien jaar onder dwang blijven werken. Toen die periode afliep, ontstond er een tekort aan arbeidskrachten.
Eerder waren er al mensen uit het huidige India naar Suriname gebracht als contractarbeiders. Nu wendde de koloniale overheid zich tot Nederlands-Indië. Tussen 1890 en 1930 zijn er bijna 33.000 mensen overgebracht naar Suriname. Ze werden in Suriname ‘Javanen’ genoemd, ook al kwamen ze lang niet allemaal van het eiland Java.
De reis was lang, het werk op de plantages zwaar en de omstandigheden moeilijk. Slechts een kwart van hen keerde uiteindelijk terug naar Indonesië. De rest bleef in Suriname en vormde daar een gemeenschap met een eigen taal, religie en cultuur.
Deze geschiedenis laat zien dat het koloniale systeem na de slavernij andere manieren vond om goedkope arbeid te organiseren. Mensen werden van de ene kolonie naar de andere verplaatst, zonder veel zeggenschap over hun leven of toekomst.
Bronnen:
151 Verdrag van New York
Op 15 augustus 1962 werd in New York een verdrag ondertekend tussen Nederland en Indonesië over de overdracht van West-Nieuw-Guinea, het westelijke deel van het eiland Papua. Jarenlang had Nederland deze regio als kolonie bestuurd, ondanks toenemende druk vanuit Indonesië, dat zichzelf zag als erfgenaam van het hele voormalige Nederlands-Indië.
Het verdrag werd gesloten zonder de inbreng van de Papoea-bevolking zelf. Volgens het verdrag viel West-Nieuw-Guinea op 1 oktober 1962 onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties, waarna de macht op 1 mei 1963 zou worden overgedragen aan Indonesië met de belofte voor een referendum over het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s. De beloofde volksraadpleging werd in 1969 uitgevoerd onder de naam Act of Free Choice, maar vond plaats onder intimidatie en geweld. Via getrapte verkiezingen werd ingestemd om deel te worden van de republiek Indonesië, onder de naam Irian Bayat.
Het Verdrag van New York is een pijnlijk voorbeeld van hoe internationale politiek en postkoloniale belangen zwaarder wogen dan de rechten van inheemse volkeren. Tot op de dag van vandaag eisen veel Papoea’s erkenning van hun autonomie en vrijheid.
Deze geschiedenis laat zien hoe belangrijk het is om kritisch te kijken naar koloniale erfenissen en de verhalen te vertellen die te lang zijn genegeerd.
Bronnen:
147 Opstand op Curaçao
Op 5 juli 1750 vond de eerste bekende opstand van tot slaafgemaakten op Curaçao plaats. De opstand werd georganiseerd door tot slaafgemaakten die recentelijk uit Elmina, Ghana, was aangekomen. Terwijl latere slavenopstanden zich richten op het verkrijgen van rechten, streed deze opstand tegen ‘legal kinlessness' en ‘social death’. Hiermee wordt bedoeld dat slaafgemaakten werden verwijderd van hun familie in hun thuisland en juridisch gezien geen familiebanden meer hadden in hun nieuwe woonplaats.
De opstand had meerdere leiders, de bekendste was Kwaku (Quaku). De voorbereiding duurde drie maanden. Om te communiceren over de voorbereiding moest worden gesproken in een taal die de kolonisators niet verstonden. Waar normaal Papiaments werd gesproken, spraken de leiders daarom in het Géné, een Afrikaanse mengtaal die de kolonisators niet konden verstaan.
Op 5 juli ging een grote groep tot slaafgemaakte met hun verzamelde wapens naar de plantage Hato. Hier verscholen ze zich gedurende de nacht. De volgende morgen begon de opstand. De plantagebeheerder en zijn vrouw werden gedood. Daarna werden huizen en magazijnen in de omgeving vernield. Ook de Bomba, een Zwarte opzichter die lijfstraffen moest uitdelen, werd gedood.
De opstand verraste de kolonisators. Uiteindelijk werd met behulp van militaire troepen de opstand neergeslagen. Hierbij vielen slachtoffers aan beide kanten. Van de tot slaafgemaakten die vluchtten, overleed een deel toen zij van de rotsen in het water sprongen. Een deel zou ook zijn gevlucht naar Venezuela. Uit Curaçao gevluchte slaafgemaakten vormden hier een wijk, genaamd Barrio de Guinea.
Opvallend is dat het geweld zich vooral richtte tegen mensen van Kleur met een ‘hogere rang’ en niet gericht leek tegen Witte mensen. Anthonij Beltran, een slavenhouder van Kleur, speelde een belangrijke rol bij het herstellen van de macht en onderdrukking.
Bronnen:
149 Ondertekenen wetsontwerp van afschaffing slavernij door koning
Op 8 augustus 1862 zette koning Willem III zijn handtekening onder een belangrijke wet: de Emancipatiewet. Deze wet maakte een einde aan de slavernij in Suriname en op de Caribische eilanden die toen bij Nederland hoorden: Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba. De wet werd gepubliceerd in het Staatsblad en ging op 1 juli 1863 officieel in.
Die dag betekende vrijheid voor ongeveer 47.000 mensen die tot dan toe als bezit werden gezien. Maar echt vrij waren ze nog niet. In Suriname moesten tot slaafgemaakten nog tien jaar lang verplicht werken onder toezicht van de overheid. Ook kregen de voormalige slavenhouders geld als compensatie voor het ‘verlies’ van hun arbeiders.
De afschaffing van de slavernij kwam laat. Nederland had een grote rol gespeeld in de trans-Atlantische slavernij. Tussen 1600 en 1800 vervoerden Nederlandse schepen meer dan een half miljoen mensen vanuit Afrika naar Amerika. Pas na veel maatschappelijke druk en een lange politieke strijd kwam er verandering.
Ketikoti, ‘de ketenen zijn gebroken’, wordt elk jaar op 1 juli gevierd in Suriname. Ook op de eilanden wordt stilgestaan bij de afschaffing, bijvoorbeeld met Emancipatiedag of de Dag van de Vrijheidsstrijd. Het ondertekenen van de wet was een begin, maar echte gelijkheid moest nog bevochten worden.
Bronnen:
146 Ram Ramlal (CDA)
Dowlatram (Ram) Ramlal werd op 16 juni 1992 beëdigd als lid van de Tweede Kamer voor het Christen-Democratisch Appèl (CDA). Hij was daarmee het eerste Kamerlid van Surinaamse en Hindostaanse afkomst binnen de partij, en tevens de eerste niet-christen in de CDA-fractie.
Ramlal werd geboren op 2 april 1951 in Nickerie, Suriname. Na zijn migratie naar Nederland was hij actief in het maatschappelijk werk in Den Haag, met een focus op hulp aan drugsverslaafden. In 1989 werd hij benoemd tot wethouder van maatschappelijke dienstverlening, welzijn en gezondheidszorg in Den Haag.
Zijn toetreding tot de Tweede Kamer leidde tot discussies binnen het CDA over het christelijke karakter van de partij, aangezien Ramlal hindoe en geen christen is. Zijn beëdiging met de woorden "Zo waarlijk helpe mij God almachtig" veroorzaakte opschudding onder sommige partijleden.
Tijdens zijn Kamerlidmaatschap richtte Ramlal zich op volkshuisvesting, ontwikkelingssamenwerking en minderhedenbeleid. In 1994 stond hij op een onverkiesbare plaats op de CDA-kandidatenlijst en verliet de Tweede Kamer.
Ramlals politieke carrière weerspiegelt de uitdagingen en vooruitgang in de vertegenwoordiging van Nederlanders met een migratieachtergrond in de politiek. Zijn verhaal is een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van Nederland en zijn koloniale verleden.
Bronnen:
148 Verslag van de Schots-Nederlandse militair John Gabriel Stedman over zijn verblijf in Suriname
Op 25 juli 1796 verscheen het verslag van John Gabriel Stedman, een Schots-Nederlandse militair die vijf jaar in Suriname had doorgebracht. Van 1772 tot 1777 vocht hij daar tegen de zogenaamde Boni-Marrons, weggelopen tot slaaf gemaakten die in het oerwoud woonden en zich verzetten tegen slavernij. Stedman was geen tegenstander van slavernij, maar hij was wel kritisch over de wreedheid ervan.
Zijn boek, oorspronkelijk in het Engels geschreven met de titel Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam, werd in de jaren erna ook in het Nederlands (1799) en verschillende andere Europese talen gepubliceerd. Het is vooral bekend geworden door de tachtig gedetailleerde tekeningen die Stedman zelf maakte. Deze illustraties laten op indringende wijze de harde straffen en het zware leven van de tot slaaf gemaakten zien. Wereldwijd worden ze nog steeds gebruikt in tentoonstellingen over slavernij en bepalen ze voor een groot deel het beeld dat mensen hebben van deze periode.
Stedman beschreef niet alleen wat hij daar meemaakte, maar gaf ook een uitgebreide blik op de geschiedenis, natuur en bevolking van Suriname. De plantages waar hij vocht, waren plekken waar onder onmenselijke omstandigheden suiker, koffie, cacao en katoen werden verbouwd door tot slaaf gemaakten. Het verzet van de Marrons was een poging om deze wrede situatie te doorbreken. Stedmans verslag is van een ooggetuige en daarom een belangrijk historisch document dat nog steeds veel betekenis heeft.
Bronnen:
145 De Raad van kerken erkenning in stand houden slavernij
Op 14 juni 2013 spraken de kerken die zijn aangesloten bij de Raad van Kerken in Nederland zich uit over hun rol in het slavernijverleden. In een officiële verklaring erkenden zij dat kerken die bij de Raad zijn aangesloten, mede verantwoordelijk waren voor het in stand houden van de slavernij.
Ze richten hun woorden nadrukkelijk aan de nazaten van tot slaaf gemaakten in Suriname, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Caribisch Nederland en Nederland. De Raad van Kerken erkent het diepe leed dat hen en hun voorouders is aangedaan. De kerken geven toe dat ze te laat spreken, en dat ze zich in het verleden lieten leiden door macht en winst in plaats van door de waarden waar ze voor zouden moeten staan: gerechtigheid, respect en de overtuiging dat ieder mens naar Gods beeld is geschapen. In sommige gevallen werd zelfs de theologie gebruikt om slavernij te verdedigen. Daar nemen ze nu afstand van.
Ze spreken hun spijt uit over wat er is gebeurd, en erkennen dat dit onrecht nog steeds doorwerkt. Ook vandaag is gelijkwaardigheid geen vanzelfsprekendheid. Discriminatie en ongelijkheid zijn nog altijd zichtbaar. Daarom roepen ze op tot gezamenlijke inzet voor een samenleving waarin vrijheid, menswaardigheid, solidariteit en verantwoordelijkheid voorop staan.
Bronnen:
142 Black Lives Matter demonstratie op de Dam
Op 1 juni 2020 vond op de Dam in Amsterdam de grootste Black Lives Matter-demonstratie in Nederland tot dan toe plaats. De directe aanleiding was de moord op George Floyd, een Zwarte man die door politiegeweld om het leven kwam in de Verenigde Staten. Wereldwijd leidde dit tot massaal protest. Ook in Nederland gingen mensen de straat op tegen institutioneel racisme, politiegeweld en ongelijkheid.
De organisatie verwachtte enkele honderden deelnemers, maar er kwamen zo’n 15.000 tot 20.000 mensen. De Dam stond vol, ondanks de coronamaatregelen. Deze demonstratie was niet de eerste in Nederland, al in 2016 vond een kleiner BLM-protest plaats, maar deze demonstratie werd wel een kantelpunt. In tientallen steden volgden demonstraties. Jongeren, activisten en organisaties zetten racisme stevig op de agenda.
De impact was groot. De discussie over racisme en koloniale erfenis kwam in een stroomversnelling. Zwarte piet verdween op veel plekken. Er kwamen excuses voor het slavernijverleden van gemeenten, de minister-president en de koning. Ook werd de functie van Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme ingesteld.
Bronnen:
143 Moordcommandos Raad van beleid VOC
Zie tekst Tess
Bronnen:
140 Treinkaping De Punt
Op 23 mei 1977 trekken negen Zuid-Molukse jongeren aan de noodrem van de intercity van Assen naar Groningen. De trein komt tot stilstand bij het dorp De Punt. De machinist en de hoofdconducteur moeten direct de trein verlaten en later worden veertig passagiers vrijgelaten. De overige vierenvijftig reizigers worden gegijzeld.
Gelijktijdig gijzelen vier andere Zuid-Molukkers 105 kinderen en vijf onderwijzers op de openbare lagere school in Bovensmilde. Met deze acties willen ze de Nederlandse regering dwingen om zich in te zetten voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Ook eisen ze de vrijlating van 21 Zuid-Molukse gevangenen. Ze dreigen de trein en school op te blazen als deze eisen niet voor 25 mei om 14.00 uur worden ingewilligd. Op die dag staan ook de Tweede Kamerverkiezingen gepland.
Vanaf eind negentiende eeuw treden veel Zuid-Molukkers in dienst van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Ze vechten in de Tweede Oorlog aan de zijde van de Nederlanders tegen de Japanners en daarna in de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Indonesiërs. Nadat Nederland in 1949 de Indonesische onafhankelijkheid erkent, wordt geprobeerd een speciale status te krijgen voor de Zuid-Molukken, maar dat mislukt. Op Ambon wordt de Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen. Het is de start van een oorlog met het Indonesische leger die tot 1963 duurt en die niet leidt tot een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken.
Tijdens het uitroepen van de RMS zijn de meeste Molukse KNIL-militairen nog in andere delen van Indonesië. Zij krijgen begin 1951 het dienstbevel om met hun gezinnen tijdelijk naar Nederland te vertrekken. De ongeveer 12.500 Zuid-Molukkers worden gehuisvest in slechte omstandigheden. Het tijdelijke verblijf sleept zich voort en de tweede generatie komt in de jaren 1960 en 1970 in opstand. Ze ondernemen verschillende gewelddadige acties waarbij ook doden vallen.
De gijzelingen bij De Punt en in Bovensmilde duren uiteindelijk bijna drie weken. De Nederlandse regering onderhandelt met de gijzelnemers, maar doet geen concessies. Ook de verkiezingen gaan door. Op 11 juni worden beide gijzelingen door het leger beëindigd. In de school leidt dat niet tot geweld, in de trein komen zes gijzelnemers en twee gijzelaars door kogels om het leven.
Bronnen:
144 Afschaffing slavernij Saint Martin
Op 28 mei 1848 schafte Frankrijk de slavernij af op haar kolonies. Dit betekende dat de tot slaaf gemaakte mensen op het Franse deel van het eiland Saint Martin, de noordelijke helft van Sint Maarten, vrij waren. Maar op het Nederlandse deel, waar slavernij officieel pas in 1863 werd afgeschaft, bleef de situatie nog lang onrechtvaardig. Toch veranderde er die dag iets fundamenteels.
De vrijlating aan de Franse kant bracht een stroom van hoop en verzet op gang. De dag na de afschaffing vluchtten 26 mensen van de Diamond Estate-plantage op het Nederlandse deel naar het Franse grondgebied. Daar werden ze als vrije mensen ontvangen. De Franse commandant weigerde hen terug te sturen, tot grote frustratie van de Nederlandse autoriteiten.
Deze gebeurtenis liet zien dat vrijheid niet meer te onderdrukken was. Veel tot slaaf gemaakten wisten wat er in andere gebieden gebeurde – via familie, liederen en verhalen. Ze verlangden naar diezelfde vrijheid. Sommigen riskeerden hun leven om te vluchten, anderen bleven om te zorgen voor hun naasten, in de hoop op verandering.
Hoewel Nederland de slavernij pas vijftien jaar later officieel afschafte, betekende 1848 een belangrijk omslagpunt. Onder druk van wat er op het eiland gebeurde, werden regels verzacht, kregen mensen soms betaald voor hun werk en groeide het besef: dit systeem hield geen stand. De roep om vrijheid kon niet langer worden genegeerd. Sint Maarten veranderde, van onderop.
Bronnen:
141 Instelling van een nieuw Regeringsreglement in Suriname
Op 31 mei 1865 kreeg Suriname een nieuw Regeringsreglement. Dit markeerde een belangrijk moment: voor het eerst werd een vorm van parlementaire vertegenwoordiging ingevoerd met de oprichting van de Koloniale Staten. Deze Staten bestonden uit dertien leden, waarvan negen gekozen werden en vier benoemd door de gouverneur.
Het reglement betekende ook de invoering van het kiesrecht in de kolonie, maar wel onder strikte voorwaarden. Alleen mannen van 25 jaar en ouder met een jaarinkomen van minstens 1.400 gulden, een ulo-diploma of hoger, én voldoende “verstandelijke ontwikkeling” mochten stemmen en zich verkiesbaar stellen. Tot slaaf gemaakten werden uitgesloten van deelname, en kregen pas na 1873 enige toegang tot burgerrechten.
Hoewel vrouwen formeel niet expliciet uitgesloten werden, maakte het systeem het in de praktijk onmogelijk voor hen om deel te nemen. Door de zware eisen bleef het electoraat zeer klein: gemiddeld stond er één Statenlid op tweehonderd kiezers.
Met deze stap begon een lang en langzaam proces richting bredere politieke rechten in Suriname. Pas in 1901 werden alle leden van de Koloniale Staten rechtstreeks gekozen en kwam er enige verruiming van het kiesrecht.
Bronnen:
139 Opstand Pattimura
Op 15 mei viert Indonesië elk jaar Pattimuradag. Op deze dag wordt Kapitein Pattimura herdacht. Hij was leider van een gewapende opstand tegen het Nederlandse koloniale bestuur op het Molukse eiland Saparua in 1817. Op 16 mei veroverden Pattimura en zijn strijders Fort Duurstede. Daarbij werden de Nederlandse resident Van den Berg en de aanwezige soldaten gedood.
Nederland stuurde een groep van tussen de 150 en 250 soldaten vanuit Ambon om de opstand neer te slaan. Maar deze troepen werden bijna volledig verslagen door Pattimura’s strijders. De opstand breidde zich daarna uit naar de eilanden Nusa Laut, Haruku, Seram en naar Hitu dat deel uitmaakt van Ambon.
Pattimura werd in 1783 geboren als Thomas Matulessy in het dorp Haria op Saparua. Nederland was kolonisator van de Molukken en monopoliseerde de handel van de kruidnagel die daar werd verbouwd.
Pattimura maakte het harde bewind van gouverneur-generaal Daendels (1762-1818) mee. Daendels stond in Nederland bekend als iemand die opkwam voor vrijheid en gelijke rechten, maar zijn beleid op de Molukken was wreed. Tussen 1808 en 1811 kwamen duizenden mensen om het leven, onder wie veel eilandbewoners en tot slaaf gemaakten. In de jaren daarna bestuurden de Britten tijdelijk de eilanden, omdat Nederland verwikkeld was in oorlogen met Napoleon. In die tijd ging Pattimura in dienst bij het Britse Ambonezen-korps, dat moest zorgen voor orde en veiligheid op de eilanden. Hij klom op tot sergeant-majoor.
Na de val van Napoleon nam Nederland vanaf 1815 de macht op de eilanden over. Pattimura vreesde dat het harde en onmenselijke beleid van Daendels zou terugkeren en nam daarom de wapens op tegen de Nederlanders. Een paar maanden na de verovering van Fort Duurstede stuurde Nederland twee militaire expedities naar Saparua. Deze versloegen de opstandelingen en namen Pattimura gevangen. Op 16 december 1817 werd hij opgehangen in Fort Victoria op Ambon. De andere gevangen genomen vrijheidsstrijders werden tot slaaf gemaakt en weggevoerd naar Java.
Bronnen:
138 Geboortedag Boy Ecurie
Op 23 april 1922 werd Segundo Jorge Adelberto (Boy) Ecurie geboren op Aruba. Na zijn middelbare schooltijd ging hij studeren in Nederland. Toen daar de Tweede Wereldoorlog uitbrak, sloot hij zich aan bij het verzet tegen de Duitse bezetters, samen met zijn medestudenten Luis de Lannoy en Delfincio Navarro, beiden afkomstig van Curaçao.
Boy Ecury voerde gevaarlijke verzetsacties uit. Hij pleegde aanslagen en sabotage, hielp onderduikers en neergestorte piloten, en probeerde zelfs zijn gevangen genomen vriend Luis de Lannoy te bevrijden uit de gevangenis in Utrecht.
Eind 1944 werd hij verraden door een bekende. Hij werd opgepakt in Rotterdam, terwijl hij wapens bij zich droeg, en overgebracht naar de gevangenis, het zogenoemde Oranjehotel, in Scheveningen. Op 6 november 1944 werd hij geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte. In 1947 werd zijn stoffelijk overschot met militaire eer op Aruba herbegraven.
In 1985 verschijnt er een boek en een filmdocumentaire over zijn leven. In 2003 wordt er een speelfilm over zijn leven gemaakt, als eerbetoon aan zijn moed en opoffering.
Bronnen:
137 Vijftien stakende Chinese zeelieden
Op 20 april 1942 werden op Curaçao vijftien Chinese zeelieden doodgeschoten in kamp Suffisant. Ze staakten voor betere arbeidsomstandigheden. Tot op de dag van vandaag is dit bloedbad nauwelijks bekend in Nederland.
In de jaren 1930 haalde het Shell-dochterbedrijf Curaçaosche Scheepvaart Maatschappij (C.S.M.) Chinese arbeiders naar Curaçao voor zwaar en gevaarlijk werk in de machinekamers van olietankers. Ze verdienden weinig, woonden op de schepen en mochten het eiland niet op. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog Duitse onderzeeërs meerdere tankers aanvielen, weigerden de Chinese scheepslieden nog uit te varen. Ze vroegen om meer veiligheid en beter loon, maar hun eisen werden genegeerd.
Meer dan 400 zeelieden legden het werk neer. De koloniale overheid antwoordde met repressie. Achttien zogenoemde stakingsleiders werden opgepakt. Toen onderhandelingen mislukten, werden uiteindelijk alle stakers naar kamp Suffisant gebracht. Op 20 april 1942 probeerde de politie een groep van hen af te zonderen. Wat er precies gebeurde is nog steeds onduidelijk, maar er ontstond paniek. De politie had al posities ingenomen en schoot. Twaalf mannen stierven ter plekke, drie overleden later aan hun verwondingen.
Shell, de koloniale overheid en Nederland zwegen. Onderzoeker en publicist Nizaar Makdoembaks strijdt al jaren voor erkenning van deze zeelieden als oorlogsslachtoffers. Ze streden niet alleen voor zichzelf, maar voor waardigheid en mensenrechten.
Bronnen:
135 Aankomst schip Kota Inden in Rotterdam met de eerste groep Molukkers
Op 21 maart 1951 kwam de eerste groep Molukkers aan in de haven van Rotterdam. Ze arriveerden met het schip Kota Inten, dat een maand eerder uit Surabaya (Indonesië) was vertrokken. De boot was de eerste van acht transporten die in totaal 12.500 Molukkers – militairen en hun familieleden – naar Amsterdam en Rotterdam zou overbrengen.
De Molukkers kwamen naar Nederland omdat ze aan de kant van de Nederlanders hadden gevochten in de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. Al sinds de negentiende eeuw maakten Molukkers deel uit van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Voor Nederland waren ze een belangrijke steun in de poging om de koloniale macht te behouden. Toch waren er ook Molukkers die aan de kant van de Indonesiërs vochten. Toen de onafhankelijkheidsstrijd in 1949 door Indonesië werd gewonnen, werden de Molukse soldaten gedemobiliseerd. Maar de nieuwe Indonesische regering zag hen als mogelijke vijanden van de jonge republiek. Bovendien waren de Molukken, de geboortegrond van veel van deze soldaten, in 1950 opnieuw door Indonesië veroverd. Daarom besloot een rechtbank in Nederland dat de Molukkers niet tegen hun wil konden worden achtergelaten op een onveilige plek. Als gevolg van deze uitspraak werden vanaf 1951 zo’n 12.500 Molukse soldaten en hun gezinnen naar Nederland gebracht.
Het als tijdelijk voorgestelde verblijf begon echter met een teleurstelling: op aankomst werd het merendeel van de soldaten namelijk ontslagen. Nederland brak ook andere beloftes: zo werd het recht op terugkeer naar de plek van herkomst niet nageleefd. Een recht van KNIL-militairen dat tot op de dag van vandaag door nakomelingen nog geclaimd wordt. Door deze verbroken beloftes groeide er een diepe kloof tussen de Nederlandse regering en de Molukkers. Het wantrouwen werd gevoed door de aparte huisvesting. De Molukkers werden ondergebracht in ‘woonoorden’ die bestonden uit militaire complexen, kloosters, villa’s en twee voormalige Duitse kampen. Omdat deze oorden veelal buiten de dorpen lagen, nam het sociale isolement van de Molukkers toe. Er ontstond een eigen Molukse gemeenschap, die werd gestimuleerd door dwarsverbanden tussen de woonoorden. Zo organiseerden ze zich in kumpulans, die traditionele taken vervulden waar normaal een dorpsraad voor nodig was.
Bronnen:
134 Milly Scott vertegenwoordigt Nederland op het Eurovisie Songfestival
De zangeres en actrice Milly Scott, volledige naam Marion Henriëtte Louise Molly, werd op 29 december 1933 geboren in Den Helder. Zij is de dochter van een Surinaamse marinier, actief bij de Nederlandse Marine, en een Surinaamse vrouw die in 1930 als een van de eerste vrouwen van Kleur in Nederland arriveerde. In haar tienerjaren bleek Milly al over groot zangtalent te beschikken. Nadat zij op haar negentiende Toon Hermans ontmoette, nam haar carrière een grote vlucht. Zij verhuisde naar Zweden en daar schitterde zij ruim vijf jaar op grote podia en zong onder andere samen met Judy Garland.
In 1966 won Milly Scott het Nederlandse songfestival en vertegenwoordigde Nederland dat jaar op het Eurovisie Songfestival in Luxenburg, als eerste Zwarte representant ooit. Met het liedje Fernando en Felippo kwam Scott op de vijftiende plek terecht. Terwijl Milly Scott de eerste Zwarte vertegenwoordiger van Nederland was, werd Nederland twee jaar daarvoor vertegenwoordigd door de Indo-Europese Anneke Grönloh. Zij deed mee met het nummer Jij bent mijn leven. Na Grönloh en Scott is Nederland nog acht keer vertegenwoordigd door Nederlanders van Kleur, onder wie Sandra Reemer, Humphrey Campbell, Ruth Jacott en Edsilia Rombley.
In 2021 was het de beurt aan de Surinaamse-Nederlandse zanger Jeangu Macrooy met het lied Birth of a new age. In dit nummer is een spreekwoord verwerkt uit het Sranan Tongo: “Yu no man broko mi, mi na afu sensi” wat vertaald kan worden als: “Je kunt me niet raken of breken, ik ben wie ik ben.” Het Sranan is een taal, gesproken door de Creoolse bevolking in Suriname, die lang verboden werd door Nederlandse kolonisten. Zowel de videoclip als de taal hebben een belangrijke culturele betekenis. Via het Songfestival heeft het Sranan Tongo een wereldwijd podium gekregen. Het nummer is ook geïnspireerd door de Black Lives Matter beweging. Na de brute moord op de Afro-Amerikaanse George Floyd door een Witte Amerikaanse politieagent in 2020, groeide ook in Nederland het verzet tegen politiegeweld en institutioneel- en anti-Zwart racisme. Dit verzet klinkt door in Birth of a new age.
Bronnen:
133 Acteur Otto Sterman draagt voor het eerst het gedicht ‘Ik ben een neger’ voor
In een klein zaaltje van hotel De Rode Leeuw in de Achterhoek klinkt op 3 maart 1952 een krachtig en persoonlijk geluid. Acteur Otto Sterman draagt daar voor het eerst zijn gedicht ‘Ik ben een neger’ voor aan de leden van de Kunstkring Terborg. Gehuld in een wit Afrikaans kleed spreekt hij: “Wij zullen nu niet heenlopen over de slavenonderdrukking, maar erbij blijven stilstaan.”
Otto Sterman was de eerste Zwarte acteur op het Nederlandse toneel. Vanaf 1935 speelde hij in toneelstukken en hoorspelen, waaronder De Familie Kegge van Nicolaas Beets. Toch kreeg hij jarenlang enkel stereotiepe rollen aangeboden. Hij werd vooral gevraagd als men een Zwarte persoon nodig had, wat hij in het begin accepteerde. Maar na verloop van tijd ervaarde hij dit als pijnlijk en discriminerend.
Sterman besloot het anders te doen. Hij ontwikkelde solovoorstellingen waarin hij racisme en koloniale beelden ter discussie stelde. Voorstellingen met titels als ‘Ik ben een neger’, ‘De neger speelt’ en ‘Alleen voor blanken’ brachten verhalen van verzet en bewustwording naar het Nederlandse publiek.
Op de radio en later op televisie vertelde hij verhalen over de slavernij. Vaak gingen die over de Anansi, symbool voor tot slaaf gemaakten, die het uiteindelijk opneemt tegen de machtige tijger, een verwijzing naar de onderdrukker.
Bronnen:
132 Het begin van de Aceh-oorlog
De Aceh-oorlog begon op 26 maart 1873, toen Nederland een expeditieleger uitzond om de havenstad Kota Radja in het onafhankelijke sultanaat Atjeh (nu Aceh, Indonesië) te veroveren. Aceh had zich tot dan toe met succes buiten het koloniale gezag weten te houden, met een sterke islamitische identiteit en internationale handelsrelaties. De Nederlandse aanval was niet alleen gemotiveerd uit angst voor buitenlandse inmenging, maar was vooral onderdeel van een bredere koloniale strategie om controle over de hele Indische archipel af te dwingen.
De Acehers boden hardnekkig verzet, met guerrillatactieken en diepe kennis van het terrein. Nederlandse troepen, geleid door onder anderen generaal Van Heutsz en islamkenner Snouck Hurgronje, gingen over tot systematisch geweld: dorpen werden verbrand, oogsten vernietigd en de bevolking vermoord. Talloze burgers, waaronder vrouwen en kinderen, kwamen om bij strafexpedities. Rond 1904 werd het verzet grotendeels onderdrukt, maar de oorlogssituatie duurde in feite voort tot de Japanse bezetting in 1942.
In Nederland werd het koloniale geweld verhuld met beschavingsretoriek. In tijdschriften zoals De Gids werd de oorlog gepresenteerd als moreel gerechtvaardigd: een noodzakelijke missie om orde te brengen. Deze framing verborg de realiteit van onderdrukking en uitbuiting. De Aceh-oorlog toont pijnlijk hoe het Nederlandse koloniale rijk zijn macht uitbouwde via structureel geweld, ten koste van lokale samenlevingen die hun autonomie probeerden te behouden.
Bronnen:
131 Geboortedag van Justus Gustaaf Arnout ‘Papa’ Koenders
Julius Gustaaf Arnout Koenders, cultureel nationalist en strijder voor het Sranan, is een van de invloedrijkste figuren van de naoorlogse periode in Suriname. Er is weinig bekend over zijn persoonlijke leven, maar de nalatenschap van zijn inzet voor het behoud van de Sranan taal is van groot belang voor de nazaten van de tot slaafgemaakten.
Koenders werd geboren in Paramaribo in 1886 als, in zijn eigen woorden: “kleinzoon van grootouders die slaven waren”. Hij heeft zich de rest van zijn leven ingezet voor de culturele bewustwording van Creoolse bevolkingsgroepen in Suriname. Koenders uitte kritiek op de doordrenking van de koloniale geest in de maatschappij, in maandblad Goetoe- boi dat hij gedurende tien jaar uitbracht. De culturele beweging Wi égi sani (ons eigen ding) kan gezien worden als voortgekomen uit zijn werk.
Na als onderwijzer op diverse stads- en districtsscholen te hebben gewerkt, uitte hij fel kritiek op de onderwijsinstanties die de koloniale assimilatiepolitiek verdedigden. Het onderwijssysteem waarin Sranan systematisch als minderwaardig werd gezien, maakte volgens hem kinderen tot papegaaien, wat ze geestelijk vermoordde. Sranan werd namelijk niet gezien als een volle taal maar alleen als taal die ertoe leidde dat kinderen het Nederlands niet goed spraken. Met het schrijven van wetenschappelijke artikelen bracht Koenders dit onder de aandacht. Door gedichten naar Sranan te vertalen, bewees hij de creatieve potentie van de Surinaamse taal. Onder het pseudonym 'Kris Kras' schreef hij felle artikelen over de onderwijsmisstanden. Koenders werkte aan de volksopvoeding, waarin Sranan niet alleen een waardige plek zou krijgen, maar ook het zelfrespect en het gevoel van eigenwaarde bij de sprekers zou versterken. Hij bevorderd dit ook door regelmatig culturele avonden te organiseren, zoals het jaarlijkse culturele evenement ‘Sranneti’.
Koenders pleitte voor het ideaal van een natie waarin alle groepen worden opgenomen en er ruimte is voor hun eigen culturele uitingen en gedachten.
Bronnen:
129 Ontstaan Zwart Beraad
In 1995 zou het stadsdeel Zuidoost in Amsterdam 26 miljoen gulden ontvangen van de Europese Commissie. Dit geld was bedoeld voor de vernieuwing van de Bijlmermeer. In de vier projectgroepen die het geld moesten verdelen, was geen enkele Zwarte persoon of persoon van Kleur vertegenwoordigd, terwijl de meerderheid van de Bijlmerbewoners niet Wit was. Door velen werd dit geïnterpreteerd als een koloniale houding vanuit het stadsbestuur van Amsterdam.
Op 2 februari van dat jaar vond in het jongerencentrum Kwakoe de eerste protestbijeenkomst plaats. Zwarte deelraadsleden en buurtbewoners eisten dat mensen van Kleur betrokken zouden worden bij de beslissingen over de subsidie. Ze gaven ook toe dat de zwarte raadsleden in het verleden tekortgeschoten waren. Uit die bijeenkomst in Kwakoe ontstond het Zwart Beraad.
Volgens deelraadslid Kanhai had er “een ongeluk kunnen gebeuren” als het Zwart Beraad niet had ingegrepen. “We probeerden de krachten te bundelen om te voorkomen dat het hier zou eindigen zoals in Los Angeles.” Hiermee refereerde deelraadslid Kanhai aan de Rodney King Riots, die begonnen op 29 april 1992 in Los Angeles. De protesten waren een reactie op het zoveelste incident van anti-Zwart politiegeweld en de vrijlating van de vier betrokken politieagenten die niet schuldig werden bevonden. De video van de mishandeling van Rodney King door de politieagenten werd wereldwijd bekeken, wat leidde tot publieke woede. De onvrede over politiegeweld, racisme en sociaaleconomische ongelijkheid escaleerde in geweld, waarbij 63 mensen omkwamen, duizenden gewond raakten en er aanzienlijke materiële schade ontstond.
Er werd gesteld dat de situatie in de Bijlmer veel leek op die van een kolonie: een Zwarte meerderheid met een Wit bestuur. Het Zwart Beraad, bestaande uit onder anderen Swan Tjoa, Renate Hunsel, Henry Dors, Krish Kanhai, Gin Sanches, Glenn Willemsen (later directeur van NiNsee) en Gloria Wekker (later auteur van Witte Onschuld), beschreef de situatie als een tikkende tijdbom die zou leiden tot een opstand als er geen veranderingen zouden komen. Ze legden de nadruk op het ‘Wit privilege’ en gaven aan niet meer te willen reageren op vragen van Witte mensen. Hoewel de groep uiteindelijk uit elkaar viel, verdubbelde het aantal leden van Kleur in de deelraad en werd Hannah Belliot in 1998 benoemd tot de eerste Zwarte stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Zuidoost.
Bronnen:
128 Geboortedag van de Arubaanse politicus Betico Croes
Op 25 januari viert Aruba de geboortedag van de staatsman Betico Croes, die zich gedurende zijn leven inzette voor het zelfbeschikkingsrecht van Aruba.
Hij werd in 1938 geboren in Santa Cruz, waarna hij pedagogische wetenschappen studeerde in Hilversum. Terug in Aruba werkte hij als leraar, maar kwam al gauw in politieke kringen terecht. In 1971 richtte hij de partij Movimiento Electoral di Pueblo (MEP) op, waarvan hij tot zijn dood voorzitter en partijleider van zou blijven. Croes heeft nooit als gedeputeerde deel uitgemaakt van het Arubaanse Bestuurscollege, maar hij wist als algemeen adviseur grote invloed op de politieke richting van Aruba uit te oefenen. In zijn strijd tegen de Curaçaose overheersing belandde hij in de Arubaanse delegatie aan de Ronde Tafel Conferenties in 1981. Die conferentie zou uiteindelijk tot de aparte status voor Aruba binnen het Koninkrijk der Nederlanden leiden. Deze aparte status, later ‘Status Aparte’ genoemd, werd op zijn initiatief met een referendum in 1977 aangenomen. Ook werd door zijn inzet in 1976 een Arubaanse vlag en het volkslied Aruba Dushi Tera ingesteld. Daarnaast zette hij zich in voor de samenwerking tussen Aruba en de andere eilanden van de Nederlandse Antillen.
Croes vormde het boegbeeld van de Arubaanse politieke strijd tot zelfbeschikking, en zijn nalatenschap in Aruba zindert na met de nationale feestdag ‘Beticodag’ op 25 januari en de vernoeming van de hoofdstraat in Oranjestad naar Caya Betico Croes. Zijn inzet voor zelfbeschikking wordt herinnerd met citaten zoals: “Als ik onderweg bezwijk, grijp de vlag en ga door met de strijd.”
Na zijn tragische overlijden in 1986 na een zwaar ongeluk wordt Betico Croes tegenwoordig beschouwd als een Arubaanse Vader des Vaderlands of als ‘Liberatodor di Aruba’ (Bevrijder van Aruba).
Bronnen:
127 Geboortedag van Sophie Redmond
Op 14 januari 1907 werd de eerste Zwarte vrouwelijke arts van Suriname geboren: Jeanne Sophie Everdine Redmond (Sophie Redmond). Als dochter van een mannelijke onderwijzer werd Sophie Redmond afgeraden om haar droom als dokter na te streven. Onderwijzer worden was destijds het hoogst haalbare voor de Zwarte bevolking in Suriname, die ondanks de afschaffing van de slavernij in 1863 nog steeds werd onderdrukt. Toch volgde Sophie Redmond haar ambitie en startte in 1925 haar opleiding aan de Geneeskundige School. Ondanks alle discriminatie die zij ervaarde, studeerde zij in 1935 af als eerste Zwarte vrouwelijke arts en was daarmee de vijfde afgestudeerde vrouwelijke genees-, heel- en verloskundige van de School. Zij opende haar eigen dokterspraktijk in Paramaribo. Dr. Redmond werd ‘’datra fu pôtisma’’ genoemd, wat ‘’dokter van de armen’’ betekent. Zij bekommerde zich namelijk om mensen zonder middelen en gaf geregeld gratis behandelingen. Zij sprak bij voorkeur in Sranantongo en gaf voorlichting aan de Surinaamse bevolking over hygiëne, gezondheid en maatschappelijke vraagstukken. Dit deed zij onder andere tijdens het wekelijkse radioprogramma “Datra, mi wan’ aksi wan sani” (“Dokter, ik wil iets vragen”) op de Surinaamse radio-omroep AVROS. Naast kennisoverdracht via het radioprogramma en adviesgesprekken schreef zij ook toneelstukken. Haar werk werd vaak omschreven als humoristisch en solidair met minder bedeelden en vrouwen.
In zowel haar werk als dokter, raadgever en theatermaker was Dr. Redmond een voorvechtster van waardering en behoud van de Surinaamse cultuur. Zij richtte zich op het verbeteren van het zelfbewustzijn van Creolen en het versterken van hun eigenwaarde. Ook droeg zij vaak de traditionele Surinaamse kleding koto en verkoos lokale producten boven geïmporteerd voedsel uit blik. Als arts stimuleerde Dr. Redmond medisch onderzoek naar de helende kracht van Surinaamse kruiden en planten. Dr. Redmond heeft niet alleen haar eigen droom verwezenlijkt maar kwam ook op voor gelijkheid en verschillende fundamentele rechten die destijds enkel aan de Witte bevolking en mannen werden toegekend. Zelfs binnen haar eigen huwelijk verbrak zij gendernormen door haar eigen achternaam te behouden en kostwinner te zijn. Dr. Redmond is dan ook een belangrijk voorbeeld voor de vrouwenemancipatie in Suriname en vandaag vieren we haar!
Bronnen:
124 Het ‘Dankbaarheidsmonument’ in Paramaribo (Suriname)
Op 6 november 1955 onthulde koningin Juliana in Paramaribo het Dankbaarheidsmonument op het Sivaplein. Het monument bestaat uit een beeldengroep van drie meisjes in brons, voorstellende de drie grote bevolkingsgroepen: de Javanen, de Hindostanen en de Creolen De beeldengroep staat op een stenen sokkel waarop drie bronzen meisjeshoofden zijn bevestigd, die de kleinere bevolkingsgroepen van Suriname voorstellen.
Dit monument was een geschenk van Nederland aan Suriname, als blijk van waardering voor de steun die Suriname had geboden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Zo speelde Surinaamse bauxiet een cruciale rol in de grootschalige productie van Amerikaanse gevechtsvliegtuigen. Daarnaast zamelden Surinamers geld in waarmee Nederland een gevechtsvliegtuig kon aanschaffen. Problematischer was de aanmelding van Surinaamse vrijwilligers om Indonesië te helpen bevrijden van de Japanse bezetting. Veel van hen ontdekten later dat ze feitelijk betrokken waren bij de herkolonisatie van Indonesië, iets wat bij velen tot teleurstelling en morele vragen leidde.
Bronnen:
125 Onafhankelijkheid Suriname
Suriname werd op 25 november 1975 onafhankelijk van Nederland en daarmee formeel een zelfstandige republiek. De voormalige kolonie maakte sinds 1667 deel uit van het Nederlandse rijk, en kreeg in 1954 via het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een autonome status. De weg naar volledige onafhankelijkheid verliep niet zonder discussie. Premier Henck Arron kondigde op 15 februari 1974 aan te willen streven naar een onafhankelijkheid van Suriname vóór 1976. Dit leidde tot spanningen, met name met Jagernath Lachmon van de Vooruitstrevende Hindoestaanse Partij (VHP), die vreesde voor etnische verdeeldheid. Uiteindelijk stemde ook hij in en werd eind 1975 als deadline vastgesteld.
In Nederland was het kabinet van Joop den Uyl aan de macht. Deze regering vond koloniale overheersing niet langer moreel verdedigbaar en werkte mee aan het proces. Op 19 november 1975 keurden de Staten de nieuwe grondwet en vlag goed. Op 25 november werd de onafhankelijkheid officieel, met het tekenen van de Akte van Erkenning door koningin Juliana, minister-president Den Uyl en premier Arron. Johan Ferrier, de laatste gouverneur, werd beëdigd als de eerste president van Suriname.
De onafhankelijkheid verliep vreedzaam, maar zorgde voor veel onzekerheid onder de bevolking. De mensen waren bang voor politieke instabiliteit en een gebrek aan kansen. Door de Toescheidingsovereenkomst konden Surinamers tot vijf jaar na de onafhankelijkheid kiezen voor het Nederlandse staatsburgerschap, mits zij naar Nederland emigreerden. Ongeveer een derde van de bevolking, voornamelijk Creolen en Hindostanen, maakte van die mogelijkheid gebruik. De Surinaamse gemeenschap speelt een belangrijke rol in het culturele leven van Nederland.
Hoewel Nederland Suriname drie miljard gulden aan ontwikkelingshulp toezegde, kende het land na 1975 een periode van economische onzekerheid en politieke instabiliteit. In 1980 pleegde Desi Bouterse een staatsgreep, waarna een militaire dictatuur werd gevestigd die tot 1988 duurde. Pas in 1991 werd de democratie hersteld en werd ontwikkelingshulp vanuit Nederland hervat.
De Onafhankelijkheidsdag van 25 november markeert het begin van Suriname als zelfstandige natie met een eigen regering en grondwet. De onafhankelijkheid van Suriname wordt jaarlijks gevierd als Srefidensi Dey, met optochten, traditionele kleding en festiviteiten.
Bronnen:
123 Albert Leonard Wittenberg
Albert Leonard Wittenberg (Paramaribo, 14 april 1909 - Gardelegen, 13 april 1945) was een Surinaamse brandweerman en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Samen met zijn vrouw Janna Wittenberg-Jetten en hun twee kinderen woonde hij in de Amsterdamse Transvaalbuurt. Begin 1943 namen zij ook de zes weken oude Betty Sarlui in huis, een Joods buurmeisje van wie de ouders waren gedeporteerd.
Albert Wittenberg was actief in het verzet, onder meer als koerier voor de Communistische Partij. In juni 1944 werd hij gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Hij werd getransporteerd naar Kamp Vught en later naar het Duitse werkkamp Mittelbau-Dora. Wittenberg overleefde de zware dwangarbeid, maar tijdens de naderende bevrijding werd hij slachtoffer van de wreedheden van de nazi’s. Op 13 april 1945, enkele uren voor de komst van Amerikaanse troepen, werd hij met duizend andere gevangenen in een graansilo nabij Gardelegen levend verbrand. Dit gebeurde één dag voor zijn 36ste verjaardag.
Ter ere van zijn moedige verzet en tragische lot is in 2020 een plein in de Transvaalbuurt naar Albert Wittenberg vernoemd. Het Albert Wittenbergplein herdenkt niet alleen zijn leven, maar ook de gruwelen van de oorlog en het verzet van velen. Midden op het plein staat een monument ter nagedachtenis aan de buurtbewoners, waaronder Joodse families, die tijdens de oorlog werden gedeporteerd en nooit terugkeerden.
De nalatenschap van Albert Wittenberg leeft voort als een symbool van solidariteit, verzet en medemenselijkheid, die zelfs in de donkerste tijden licht wist te brengen.
Bronnen:
122 Evy Poetiray (sterfdatum)
Er waren veel mensen uit de koloniën actief in het Nederlandse verzet in de Tweede Wereldoorlog. Een van die moedige mensen was Georgine Eveline (Evy) Siantoeri-Poetiray: een Indonesische vrijheidsstrijdster, antikoloniaal activist en lid van het Nederlandse verzet. Op negentien-jarige leeftijd kwam ze naar Nederland om te studeren, zo’n drie jaar later werd Nederland bezet door Nazi-Duitsland.
Als student was ze lid van de studentenvereniging Perhimpunan Indonesia (ook wel Perhimpoenan Indonesia), de leden waren vóór de onafhankelijkheid van Indonesië en tegen het Nederlandse nationale bewind. Ook waren ze tegen het fascistische naziregime. Binnen de vereniging werd de leden gevraagd aan de kant van de koloniale onderdrukker te staan of te vechten. Ondanks dat de vereniging verboden werd door de Duitse bezetters, bleven de leden samenwerken in het verzet.
Evy Poetiray hielp het verzet door onderduikers in haar huis te verbergen en verzetsbladen zoals De Waarheid en Het Parool te verspreiden. Het werk dat ze deed was gevaarlijk en ondanks dat ze extreme honger leed en één van haar medestudenten, Irawan Soejono, in Leiden werd doodgeschoten, bleef ze actief in het verzet.
Na de bevrijding van Nederland bleef ze strijdvaardig en zette ze zich in voor de Indonesische onafhankelijkheid. Op 2 februari 1946 hield ze een beroemde toespraak in Amsterdam waarin ze vroeg: “Volk van Nederland, zijt Gij bereid het zelfbeschikkingsrecht van het volk van Indonesië voor honderd procent te erkennen?” Hoewel het publiek daar instemmend reageerde, was er geen begrip voor vanuit de Nederlandse politiek, die haar en haar landgenoten in de steek liet. De Nederlandse regering begon een oorlog om de kolonie terug te krijgen. Pas vier jaar later werd Indonesië door Nederland erkend als onafhankelijk.
Evy Siantoeri-Poetiray werd geboren op 13 juni 1918 in Besoekie (ook wel Besuki), een plaats in het oosten van Java (toenmalig Nederlands-Indië) en overleed op 27 augustus 2016 in Jakarta. Ze wordt herinnerd als een moedige verzetsvrouw en symbool van de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid van Indonesië.
Bronnen:
121 Elisabeth ‘Betty’ Bergen
Elisabeth (Betty) Margaretha Jorissen-Bergen, geboren op 29 mei 1905 in Suriname, was een Nederlands verpleegkundige en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze was de kleindochter van een Joodse plantage-eigenaar en een ‘mulat’ dienstbode. Op jonge leeftijd verloor ze haar ouders en verhuisde naar Nederland, waar ze twee opleidingen afrondde en als verpleegster ging werken.
In juni 1940 trouwde ze met de weduwnaar Jacob Bouten en het echtpaar vestigde zich aan de Harmoniehof 59 in Amsterdam. Na het overlijden van haar echtgenoot in november 1940, sloot Betty zich aan bij het verzet en bood onderdak aan negen Joodse onderduikers, waaronder drie jonge kinderen. In een kast tussen de schuifdeuren werd een vluchtweg gemaakt naar een ruimte tussen de vloer en het plafond van het benedenhuis.
In juni 1944 werd haar huis na verraad overvallen. Betty en de onderduikers werden gearresteerd en naar verschillende concentratiekampen gedeporteerd. Vijf van de onderduikers overleefden de oorlog niet. Betty werd via Kamp Vught en Ravensbrück naar het Agfacommando, een buitenkamp van Dachau, gestuurd, waar ze in de ziekenboeg werkte. Bij de ontruiming van het kamp bleef zij met de zieken achter en op 29 april 1945 werden zij door de Amerikanen bevrijd.
Na de oorlog hertrouwde Betty met Wim Jorissen. Ze overleed op 4 oktober 1983 in Amsterdam aan darmkanker. Haar nicht, Michal Nobach-Bergen, schreef het boek Tante Betty, waarin ze het indrukwekkende levensverhaal van haar tante vertelt. Het boek werd in maart 2023 gepubliceerd.
Bronnen:
119 Slavenschip Leusden
Op 1 januari 1738 verging voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden van de West-Indische Compagnie (WIC). Van de 716 in Afrika ingescheepte gevangenen overleefden er slechts zestien de ramp. De Leusden was van het Afrikaanse slavenfort Elmina onderweg naar de suikerplantages van Suriname. Op Nieuwjaarsdag 1738 zonk het schip aan de monding van de Marowijnerivier in Suriname. De bemanning had een navigatiefout gemaakt en het schip eindigde op een zandbank. Uit angst dat de gevangenen van de gelegenheid gebruik zouden maken om in opstand te komen, werden ze opgesloten in het ruim. De luiken werden dichtgetimmerd. De ramp voltrok zich tergend langzaam. Ruim 650 mensen zaten opgesloten in het langzaam vollopende ruim. "Het schip was gekapseisd maar op de zandbank blijven liggen, de bemanning zat op het schip." "Ze zijn er de hele nacht blijven zitten en moeten voortdurend het gegil hebben gehoord."
Het schip Leusden was gebouwd in Amsterdam. Op 25 oktober 1718 besloten de bevelhebbers van de West-Indische Compagnie, De Heren X, tot het bouwen van een nieuw slavenschip. De bouw van het schip werd gegund aan de laagste inschrijver: scheepstimmerman Jan Gerbrandse Slegt van de werf De Eendracht op Kattenburg in Amsterdam. De bouw van het schip duurde ongeveer acht maanden. De totale kosten bedroegen 53.094 gulden voor de bouw van het ‘kale’ schip. Voor het ‘verdubbelen en natimmeren’ werden nog extra kosten in rekening gebracht. Het verdubbelen van de scheepshuid was noodzakelijk, aangezien het hout enorm te lijden had van het langdurige verblijf in tropische wateren.
Het slavenschip Leusden was een van de laatste slavenschepen van de West-Indische Compagnie. Leo Balai van de Universiteit van Amsterdam ontdekte dat het schip speciaal als slavenschip werd gebouwd en ook alleen als zodanig dienst heeft gedaan. Hiermee toont Balai aan dat, anders dan men tot nu toe dacht, in Nederland schepen werden gebouwd die speciaal bestemd waren voor de slavenhandel. Het waren dus niet alleen normale koopvaardijschepen die werden aangepast voor het vervoer van gevangenen. Volgens Balai gaf de WIC in elk geval vanaf het tweede decennium van de achttiende eeuw specifiek opdracht voor de bouw van slavenschepen zoals de Leusden.
Bronnen:
120 John Tolud en Leo Lashley
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten niet alleen Witte Nederlanders voor vrijheid. Ook Zwarte Rotterdammers, zoals Dr. Leo Lashley en John Tolud uit Suriname, zetten hun leven op het spel. Hun namen ontbreken vaak in geschiedenisboeken, maar hun bijdrage was groot.
Dr. Leo Lashley, geboren in Paramaribo in 1913, was arts in Rotterdam. Hij behandelde onderduikers en sprak zich openlijk uit tegen racisme en onrecht. In 1943 weigerde hij lid te worden van de door de nazi’s gecontroleerde artsenkamer, wat leidde tot zijn arrestatie. Hij bleef trouw aan zijn principes: zwijgen was voor hem geen optie.
John Tolud, geboren in 1919, werkte als losarbeider in de Rotterdamse haven. Hij sloot zich aan bij het communistisch verzet, verspreidde illegale kranten, hielp onderduikers en voerde sabotageacties uit. In 1944 werd hij opgepakt en via kamp Amersfoort naar Duitsland gestuurd. Hij overleefde, maar kreeg pas laat erkenning voor zijn rol.
Lashley en Tolud vochten niet alleen tegen de nazi’s, maar ook tegen uitsluiting vanwege hun huidskleur en afkomst. Ze kwamen uit Suriname, maar streden voor de vrijheid van een land dat hen zelf geen volwaardige gelijkheid bood.
Hun moed verdient blijvende erkenning: als helden van het verzet en van rechtvaardigheid.
Bronnen:
117 Het korps Zwarte Jagers, bijnaam Redi Musu
Op 9 juli 1772 richtte het koloniale bestuur in Paramaribo een legerkorps op, ‘Neeger Vrijcorps’ of de Zwarte Jagers om de Marrons in Suriname te bestrijden. Redi Musu, oftewel de ‘roodmutsen’ was de populaire naam genoemd naar de rode mutsen die zij droegen. Het korps bestond uit tot slaaf gemaakten die door het gouvernement waren aangekocht van plantage-eigenaren. In ruil voor hun inzet als soldaat kregen zij de belofte dat ze hun vrijheid zouden verdienen na het volbrengen van hun diensttijd. Ze kregen een Manumissiebrief, bewapening, kleding en soldij.
Het korps speelde een hoofdrol in de koloniale oorlog tegen de Boni-Marrons. In 1772 werd Fort Boekoe ingenomen, gevolgd door expedities tegen andere dorpen. Na 1776 bewaakten de Redi Musu het Cordon van Defensie, een linie van 94 km met 33 posten ter bescherming van de plantages.
In 1793 werden de Boni-Marrons definitief verslagen, hun leider Boni werd gedood. Sommige van zijn volgelingen werden verkocht als slaaf; anderen keerden terug of werden zelf lid van het korps Zwarte Jagers.
Na 1793 werd het korps ingezet tegen opstanden op plantages. Rond 1800 kwamen de Zwarte Jagers in opstand. Ze sloten zich aan bij de Okanisi-Marrons en vormden de clan Lebimusu. Deze groep werd echter geminacht, deels vervolgd en uiteindelijk gemarginaliseerd.
Het korps bleef bestaan tot 1862, ook onder Engelse en Franse bezetting. Tot 1830 werden zelfs nog Afrikanen aangevoerd om het korps aan te vullen, omdat zij goedkoper waren dan plantageslaven.
Voor de leden van het Redi Musu-korps betekende deelname aan het leger een kans op vrijheid, maar tegen een hoge prijs. Ze moesten vechten tegen mensen met wie ze vaak culturele en persoonlijke banden hadden. Daarnaast moesten zij zich aanpassen aan het koloniale systeem: ze moesten christen worden, en zich losmaken van hun vroegere leven.
Hoewel het woord Redi Musu later in Suriname ook werd gebruikt als scheldwoord voor ‘verrader van de eigen groep, is het verhaal complexer. Voor veel mannen was deze keuze een overlevingsstrategie. Sommigen kochten later hun familieleden vrij. Het Redi Musu-korps laat zien hoe ingewikkeld en pijnlijk de weg naar vrijheid kon zijn voor tot slaaf gemaakten in koloniaal Suriname.
Bronnen:
118 Boek Alledaags racisme
Alledaags racisme (1984) van antropologe Philomena Essed geldt als mijlpaal in het Nederlandse antiracismedebat. Voor het eerst werd het zelfbeeld van Nederland als tolerant land kritisch bevraagd. Essed liet zien hoe racisme zich uit in alledaagse interacties, vaak onbewust, maar diepgeworteld in cultuur, instituties en het dagelijks leven.
Voor haar onderzoek interviewde Essed 55 Zwarte vrouwen: 27 Surinaamse vrouwen in Nederland en 28 Zwarte vrouwen in Californië. De Amerikaanse vrouwen herkenden en benoemden racisme sneller; Surinaamse vrouwen gaven eerder zichzelf de schuld. Deze verschillen illustreerden hoe cultuur invloed heeft op de beleving van racisme.
Essed muntte de term ‘alledaags racisme’: subtiele of openlijke vormen van uitsluiting en vooroordelen in het dagelijks leven. Of iemand opzettelijk discrimineert, vindt zij minder relevant dan de uitwerking. Witte Nederlanders profiteren volgens haar van structurele ongelijkheid, bewust of onbewust. Racisme bestrijd je niet met voorlichting, stelt ze, maar met zelfonderzoek.
Essed benoemt drie typisch Nederlandse houdingen die antiracisme belemmeren: ontkenning, verschuilen achter onschuld, en wrok over het verlies van privileges. Ook Witte feministen krijgen kritiek: ze herkennen seksisme, maar missen vaak inzicht in hun eigen rol in racisme.
Essed promoveerde in 1990 cum laude op Understanding Everyday Racism. Haar werk kreeg stevige kritiek, onder meer op methodologie en toon. Ze beschrijft deze periode als een poging haar monddood te maken. Sinds 2005 woont ze in de VS, waar ze hoogleraar is aan de Antioch University en publiceert over racisme, gender en leiderschap.
Bronnen:
116 De Gouden Koets
De Gouden Koets is een rijtuig uit 1898 dat van 1901 tot 2015 door het Koninklijk Huis werd gebruikt. Hij werd ontworpen door de rijtuigfabriek van de gebroeders Spijker in Amsterdam. Aanvankelijk wilde Koningin Wilhelmina het geschenk niet accepteren, maar gaf toch toe omdat het werd gepresenteerd als een geschenk van ‘de bevolking van Amsterdam’.
De koets werd gebruikt bij huwelijken, dopen en jaarlijks op Prinsjesdag. De bouwers van het rijtuig wilden dat de koets het hele koninkrijk vertegenwoordigde: vlas uit Zeeland, leer uit Brabant, hout uit Java, ivoor uit Sumatra en – zoals recent vastgesteld – goud uit Suriname. Ruim 1.200 mensen werkten aan de decoraties, waaronder kinderen. De koets is rijk versierd met symbolen van economie, religie, kunst en wetenschap.
Controverse ontstond rond het linker paneel Hulde der Koloniën, waarop een Witte vrouw centraal zit, omringd door knielende Zwarte figuren. Het beeld symboliseert de Nederlandse koloniale overheersing. Historici wijzen op de achterliggende koloniale ideologie: Nederland bracht zogenaamd ‘beschaving’ naar de koloniën. Volgens scenarist Roelof Jan Minneboo lijkt het paneel te zeggen: ook na de afschaffing van slavernij blijven de machtsverhoudingen hetzelfde.
Politici zoals de Tweede Kamerleden Harry van Bommel (SP) en Mariko Peters (GroenLinks) pleitten voor verwijdering van het paneel. De discussie is actueler dan ooit, mede door Black Lives Matter, KOZP en de Toeslagenaffaire. Onderzoek toont aan dat veel Nederlanders willen dat de koets behouden blijft, maar niet meer wordt gebruikt op straat – als symbool van reflectie, niet van verheerlijking.
Bronnen:
114 Jumpa Raygaroo en de Hindostaanse opstand op Mariënburg
Jumpa Raygaroo was in 1902 een van de leidende figuren tijdens de Hindostaanse opstand op plantage Mariënburg in Suriname. De Hindostaanse arbeiders kwamen massaal in verzet tegen de uitbuiting en onmenselijke omstandigheden op de suikerplantages. Deze opstand markeert een belangrijk moment in de geschiedenis van de contractarbeid.
Mariënburg, eigendom van de Nederlandse Handelsmaatschappij, was een van de grootste suikerplantages in Suriname. Arbeiders werkten onder zware omstandigheden, met lange werkdagen, slechte huisvesting en onvoldoende loon. Het gebrek aan medische zorg en het willekeurige gebruik van geweld door opzichters vergrootten de frustraties. Op 29 juli 1902 bereikte de onvrede een hoogtepunt toen arbeiders hun loon niet uitbetaald kregen en zich vernederd voelden door de autoritaire houding van de plantagedirectie.
Jumpa Raygaroo, een gerespecteerde contractarbeider, trad op als woordvoerder van de arbeiders. Hij eiste rechtvaardige behandeling en betaling, maar de directie negeerde deze eisen. Toen de spanningen opliepen, braken er rellen uit. In de chaos werd de directeur van Mariënburg, Johannes Marius de Klerk, door een groep arbeiders gedood. Dit vormde een keerpunt in de opstand.
De Nederlandse autoriteiten reageerden hard. De opstand werd met geweld neergeslagen door koloniale troepen, waarbij 24 arbeiders werden gedood en velen gewond raakten. Jumpa Raygaroo en andere leiders werden gearresteerd en zwaar gestraft.
De opstand op Mariënburg legde de gruwelen van het contractarbeiderssysteem bloot en leidde tot internationale kritiek. Hoewel de situatie voor de arbeiders niet meteen verbeterde, markeerde de opstand een belangrijk moment in de strijd voor betere arbeidsomstandigheden en meer rechtvaardigheid in de kolonie. Jumpa Raygaroo wordt nog steeds herinnerd als een symbool van moed en verzet tegen koloniale onderdrukking.
Bronnen:
115 Prins Diponegoro / Raden Mas Ontowiryo
Pangeran Diponegoro (geboren als Raden Mas Ontowiryo) was een Javaanse edelman en religieus leider. Hij was de oudste zoon van de sultan van Yogyakarta, maar omdat hij buitenechtelijk was, kon hij de troon niet erven en werd zijn halfbroer de sultan. Diponegoro verzette zich fel tegen Nederlandse koloniale inmenging in religie, cultuur en politiek, en leidde het verzet in de Java-oorlog (1825-1830).
Het verzet kwam voort uit groeiende onvrede over het koloniale gezag in Java. Nederlandse maatregelen, zoals wijzigingen in hofetiquette, onteigening van adellijk land, corruptie, belastingen en aantasting van religieuze tradities, vergrootten de spanningen. Boeren verloren hun land en het gezag van Javaanse vorstenhoven werd ondermijnd. Diponegoro zag zichzelf als ‘ratu adil’ (rechtvaardige koning) en bracht een coalitie bijeen van boeren, geestelijken en oud-bestuurders. De directe aanleiding voor de opstand was de onteigening van zijn voorouderlijk land voor wegenbouw. In 1825 brak de opstand uit. Diponegoro voerde een langdurige guerrillaoorlog. De Nederlanders onder luitenant-generaal De Kock reageerden met het ‘Benteng Stelsel’: de aanleg van een netwerk van forten en wegen om de opstand te onderdrukken. De strijd kostte naar schatting 200.000 Javanen en 15.000 Nederlandse militairen het leven.
Op 28 maart 1830 werd Diponegoro gearresteerd tijdens vermeende vredesonderhandelingen. Hij werd verbannen naar Sulawesi en stierf in 1855 in ballingschap. De Java-oorlog betekende het einde van het Javaanse aristocratisch verzet en vestigde de volledige Nederlandse controle over het eiland. Diponegoro leeft voort als nationale held en symbool van verzet en onafhankelijkheid in Indonesië.
Bronnen:
111 Verzetsstrijder Coffij / Coffy / Cuffy
Coffy (Cuffy) was een tot slaafgemaakte man van Akan-afkomst uit West-Afrika die in de Nederlandse kolonie Berbice, huidig Guyana, leefde. Coffy was de leider van de opstand die uitbrak op de plantage Magdalenenburg en onder zijn leiding groeide het verzet ontzettend snel. Plantages werden overgenomen, opzichters gedood en Fort Nassau (het koloniale machtscentrum op Berbice) werd vernietigd.
Coffy benoemde zichzelf gouverneur van Berbice en probeerde te onderhandelen met de Nederlandse gouverneur Van Hoogenheim. Hij en zijn medeleiders hielden het gebied bijna tien maanden in handen. In een brief die hij naar Van Hoogenheim stuurde, kwam hij met een vredesvoorstel, om de kolonie op te delen, de helft voor de Afrikanen in ruil voor vrede en vrijheid. In de brief vertelde hij ook de reden van de opstand: de wrede behandeling van de tot slaafgemaakte.
Coffy’s aanpak werd niet door iedereen gewaardeerd, wat leidde tot verdeeldheid binnen het verzet. Als ‘huisslaaf’ werd hij gewantrouwd door de ‘veldslaven’, die meer geweld wilden. Deze interne spanningen ondermijnden zijn gezag. Van Hoogenheim reageerde vervolgens niet op Coffy’s voorstellen. Hij hoopte zo op uitstel om ervoor te zorgen dat de Nederlandse troepen de tijd hadden om naar Berbice te komen en ook dat het verzet zichzelf zou verzwakken. Uiteindelijk gebeurde dat ook. Coffy pleegde op 13 mei 1763 zelfmoord en enkele maanden daarna maakte de Nederlandse troepen een einde aan de opstand.
Coffy was de eerste leider van een grote, georganiseerde slavenopstand in Zuid-Amerika. Zijn leiderschap en poging tot vreedzame oplossingen maken hem tot een sleutelfiguur in de verzwegen geschiedenis van antislavernijverzet. Zijn verhaal laat zien dat de geschiedenis van slavernij niet alleen over onderdrukking gaat maar ook over verzet, leiderschap en menselijke waardigheid. Coffy wordt in Guyana als nationale held geëerd en sinds 1970 is 23 februari daar een nationale feestdag: ‘De Dag van de Republiek’.
Bronnen:
113 Jacquelina van plantage Driesveld
Jacquelina was een jonge, knappe tot slaafgemaakte vrouw die als bediende werkte in het huis van Rudolph van Halm, eigenaar van plantage Driesveld. In die tijd werden sommige slaafgemaakten in de administratie opgenomen met hun voornaam en daarachter ‘van plantage …’ een aanduiding van bezit. Over Jacquelina’s geboorte of familie is niets bekend.
Haar leven was zwaar. Ze werd verliefd op een jongeman – zijn naam kennen we niet. Van Halm verbood haar elk contact, maar Jacquelina wist hem toch stiekem te ontmoeten. Ze werd betrapt en als straf werd ze herhaaldelijk gemarteld. Uiteindelijk besloot ze Van Halm uit de weg te ruimen. Jacquelina probeerde muizengif te kopen in de apotheek, maar kreeg het niet omdat ze geen schriftelijke toestemming van haar meester kon tonen. Futuboi Nihil, de persoonlijke knecht van Van Halm, weigerde haar ook te helpen. Toch vond ze een manier om aan gif te komen. Op een avond kookte ze het gif mee in een kop warme chocolade voor Van Halm. Volgens het politieverslag werd hij onwel en haalde Jacqueline zijn zoon erbij, waardoor Van Halm het overleefde.
Haar verzet werd zwaar bestraft. In 1830 werd Jacquelina door het Hof van Politie en Justitie ter dood veroordeeld. De opsporingsbeambte M.D. Teenstra noemde haar motief “van een verzachtenden aard”, maar dat veranderde niets aan haar lot.
Bronnen:
110 Slavenopstand Berbice
De slavenopstand in het toenmalige gekoloniseerde gebied Berbice (huidig Guyana) vond plaats in 1763 en duurde tot 1764. Het was de eerste grote slavenopstand in Zuid-Amerika. Berbice was in de zeventiende en achttiende eeuw een Nederlandse kolonie, ten westen van Suriname aan de rivier Berbice, waar het ook naar vernoemd was. In 1762 waren er ongeveer 3.833 tot slaafgemaakte Afrikanen in de kolonie die onder dwang suiker, cacao, koffie en katoen verbouwden. De plantages werden beheerd door Europese plantagehouders en Berbice had zijn eigen Nederlandse gouverneur, Wolfert Simon van Hoogenheim.
De opstand begon op 23 februari 1763 op de plantage Magdalenenburg waar 73 tot slaafgemaakte naar de velden trokken. De opstand werd geleid door de tot slaafgemaakte man Coffy (Cuffy), samen met zijn medeleiders Akara (Accara), Atta, Accabre, Cosala en Goussari. De tot slaafgemaakten kwamen in verzet tegen de onderdrukking van de Nederlandse kolonisten als gevolg van hongersnood, ziekte, jarenlange wreedheden en ongelijkheid. Coffy riep zichzelf uit tot gouverneur en zorgde ervoor dat de opstand goed georganiseerd verliep. Hij ging met de koloniale machthebbers onderhandelen en deed de Nederlandse gouverneur Van Hoogenheim een vredesvoorstel over de verdeling van het land en het einde van de slavernij voor zijn volgelingen. De Nederlandse regering ging hier echter niet op in. De opstandelingen hielden de bezetting van het grootste deel van Berbice ongeveer tien maanden lang vol. Zij staken de huizen van kolonisten in brand, verwoestten plantages en suikermolens. Interne verdeeldheid en uitblijvende voorraden verzwakten de beweging en uiteindelijk werd de opstand neergeslagen. Bij het neerslaan van de opstand vonden ongeveer 1800 tot slaafgemaakte en 40 Europeanen de dood. Coffy pleegde zelfmoord en honderden opstandelingen werden gedood of geëxecuteerd. Tegenwoordig wordt Coffy in Guyana geëerd als nationale held. Zijn brieven bieden een unieke en zeldzame blik op de ideeën van een tot slaafgemaakte zelf en zijn perspectief op deze geschiedenis. Op 23 februari wordt jaarlijks de ‘Dag van de Republiek’ gevierd.
Bronnen:
109 Het slavernijmonument en NiNsee
Op 3 juli 1998 overhandigde Barryl Biekman van de Afro-Europese vrouwenbeweging Sophiedela een petitie voor de oprichting van een monument ter herinnering aan het slavernijverleden aan de minister van Grote Steden- en Integratiebeleid. De betrokkenen bij de oprichting van het monument verenigden zich in de Stichting Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden. Daarbij sloten zich diverse netwerken van Surinaamse, Antilliaanse, Arubaanse en Afrikaanse achtergrond bij aan.
Het Nationaal Monument Slavernijverleden staat in het Oosterpark en werd in 2002 ontworpen door de Surinaamse beeldhouwer Erwin de Vries. Het bestaat uit drie delen: het verleden (de slavernij), het heden (het doorbreken van weerstand), en de toekomst (streven naar vrijheid).
De Vries werd gekozen na een publieke stemming, waarin hij bijna de helft van de 5.000 stemmen kreeg. De minister en staatssecretaris lieten zich in hun beslissing leiden door de voorkeur van het publiek, ondanks afwijkende adviezen van deskundigencommissies. De Vries behoorde niet tot de vier door het Comité van Deskundigen aanbevolen kunstenaars, maar de publieksstem gaf uiteindelijk de doorslag.
De plaatsing van het monument vormde de aanleiding voor de oprichting van NiNsee (Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis). Tijdens de voorbereidingsfase voor het monument bleek er een grote behoefte te bestaan aan een instituut dat zich bezighield met onderzoek naar en bewustwording van het Nederlandse slavernijverleden en de doorwerking hiervan in de Nederlandse samenleving.
Op 24 juni 2002 werd daarom het NiNsee opgericht. Het instituut wil het Nederlandse slavernijverleden en de erfenis daarvan onderzoeken als fundamenteel onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. De slavernij was zo veelomvattend dat iedereen in de maatschappij er direct of indirect er mee te maken had. Volgens het instituut werkt de erfenis van het slavernijverleden door in de huidige samenleving. De basis van het racisme in Nederland ligt in het verleden. Kennis over de wreedheid van het systeem van slavernij en empathie voor de tot slaafgemaakten kan leiden tot een antiracistische, rechtvaardige en open samenleving voor alle mensen.
Naast historisch onderzoek ontwikkelt het Ninsee educatieve programma’s en museale presentaties, en maakt documentatie beschikbaar. Door kennisontwikkeling wordt getracht bij te dragen aan de erkenning, acceptatie en verwerking van het slavernijverleden.
NiNsee verbindt denkers, wetenschappers en cultuurmakers in een breed netwerk en speelt in op actuele ontwikkelingen. Zo bevordert het de dialoog over het slavernijverleden en de impact ervan in het heden.
Bronnen:
108 Verzetsstrijder Massavana
Op 20 januari 1766 reisde de 26-jarige Massavana op het VOC-schip de Meermin van Madagaskar naar Kaapstad. Samen met zo’n 140 tot slaaf gemaakte Malagassiërs (bewoners van Madagaskar) zat hij opgesloten in het ruim. Als Massavana wordt opgeroepen om op het dek wapens schoon te maken, greep hij zijn kans. Hij begon een opstand en weet met alle opstandelingen het schip te overmeesteren.
Helaas wisten de opstandelingen niet hoe ze terug moesten varen naar Madagaskar. Massavana sloot een akkoord met de overlevende zeelieden om het schip naar Madagaskar terug te zeilen. Niemand heeft echter in de gaten dat de bemanning hun voor de gek houdt en toch doorvaart naar Zuid-Afrika. Het land wat in zicht kwam, bleek Kaapstad te zijn en daar werden alle opstandelingen gevangengezet.
Massavana ontsnapte aan executie maar kreeg levenslange opsluiting op Robbeneiland, waar hij drie jaar later in 1769 overleed. Hoewel de opstand van Massavana niet heeft geleid tot vrijheid, is zijn daad van verzet een uniek verhaal. Het heeft ertoe geleid dat tot slaaf gemaakten erkend werden als actieve mensen en niet alleen als passieve “lading”. Massavana’s moed toont hoe de geschiedenis van de Nederlandse slavernij ook verhalen van verzet kent.
Bronnen:
107 Tula Dag Dia di Lucha pa Libertat
Op 17 augustus 1795 kwam Tula, een tot slaaf gemaakte man op Curaçao, in opstand. Hij wilde vrijheid voor zichzelf en voor alle andere mensen die tot slaaf waren gemaakt. Samen met leiders van andere plantages – zoals Karpata, Pedro Wakao en Louis Mercier – begon hij een grote opstand. Ze werden geïnspireerd door de revolutie op Haïti. Steeds meer mensen sloten zich aan, tot wel 2.000. Samen trokken ze naar Willemstad om hun vrijheid te eisen.
De machthebbers deden alsof ze wilden praten, maar bereidden ondertussen een aanval voor. De opstand werd na een maand neergeslagen. Tula en andere leiders werden gevangengenomen en op een gruwelijke manier gedood. Toch bleef Tula voor veel mensen een held. Hij stond op voor vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid.
Sinds 1985 wordt 17 augustus op Curaçao herdacht als Tula Dag, ofwel de Dag van de Strijd voor Vrijheid. Voor veel mensen is deze dag belangrijker dan 1 juli (Ketikoti), omdat het om actief verzet gaat – mensen die zelf opkwamen voor hun rechten.
In 2023 heeft de Nederlandse regering Tula officieel erkend als strijder voor mensenrechten. Daarmee is uitgesproken dat hij aan de goede kant van de geschiedenis stond. Tula’s verhaal blijft belangrijk. Het herinnert ons eraan dat vrijheid niet vanzelfsprekend is en dat het belangrijk is om op te staan voor rechtvaardigheid.
Bronnen:
106 Dag van Elieser
Op de laatste woensdag van de maand juni wordt sinds 2010 een herdenkingsceremonie gehouden voor de eerste tot slaaf gemaakte in Nederland. Deze herdenking staat bekend als De Dag van Elieser.
Elieser was een tot slaaf gemaakte en werd op 27 maart 1629 begraven in Nederland. Zijn graf werd pas in 2002 ontdekt op de Portugees-Joodse begraafplaats Beth Haim in Ouderkerk aan de Amstel. De Dag van Elieser draagt bij aan de bewustwording van het slavernijverleden en weerlegt het idee dat er nooit slavernij heeft plaatsgevonden op Nederlandse bodem. Officieel was slavernij in Europees Nederland namelijk verboden, maar in de praktijk leefde er toch mensen in slavernij.
We weten niet veel over het leven van Elieser. Wel weten we dat in 1610 een jonge Afrikaanse man met de naam Elieser op een kade in Amsterdam aan wal stapte – niet als reiziger, maar als bezit van de Portugese koopman‑dichter Paulo de Pina. Paulo de Pina was een welgestelde koopman en één van de oprichters van de begraafplaats. Bijzonder is dat de graf van Elieser een steen kreeg. De inscriptie op de steen luidt: ‘S(epultura) do bom servo Elieser’, vertaald: het graf van de goede bediende Elieser.
In 2013 kreeg Elieser ook een standbeeld. Beeldhouwer Erwin de Vries, bekend van het Nationaal Slavernijmonument in het Oosterpark, plaatste een bronzen beeld bij de ingang van Beth Haim. Elieser staat symbool voor zo’n veertig andere anonieme tot slaaf gemaakten die op de begraafplaats rusten, en dankzij de jaarlijkse Dag van Elieser is die symboliek uitgegroeid tot een bredere herdenking van alle tot slaaf gemaakten.
Bronnen:
105 Nationale herdenking en viering afschaffing slavernij - Ketikoti/Emacipation Day
Ketikoti, wat ‘verbroken ketenen’ betekent, is het herdenkings- en bevrijdingsfeest dat jaarlijks op 1 juli wordt gevierd. Op die dag in 1863 werd de Emancipatiewet van kracht en werd de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen afgeschaft. Nederland was daarmee een van de laatste Europese landen die slavernij beëindigden. De vrijheid was voor veel voormalige slaven echter relatief: in Suriname moesten zij nog tien jaar verplicht werken onder staatstoezicht.
In Nederland begint Ketikoti vaak met de Bigi Spikri-optocht: een kleurrijke optocht in traditionele Surinaamse klederdracht. ‘Bigi Spikri’ betekent ‘grote spiegel’, verwijzend naar de optochten in Paramaribo waarbij deelnemers zich spiegelden in de winkelruiten.
Nederland speelde een grote rol in de trans-Atlantische slavenhandel. De afschaffing van slavernij verliep in fasen. In de door Nederland bestuurde delen van Nederlands-Indië gebeurde dat op 1 januari 1860 via een reglement op het koloniaal bestuur. Voor Suriname en de Antillen trad de Emancipatiewet op 1 juli 1863 in werking, nadat deze al in 1862 was aangenomen. In de vroege ochtend klonken 21 kanonschoten vanuit Fort Zeelandia in Paramaribo als teken van bevrijding.
Daarnaast kennen de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk hun eigen Flag Days: Aruba (18 maart), Bonaire (6 september), Sint Maarten (11 november), Sint Eustatius (16 november) en Saba (eerste vrijdag van december). Deze dag wordt sinds 1984 op meerdere eilanden als officiële feestdag gevierd.
Bronnen:
104 Oprichting Stichting Multiculturele Communicatie (en radio mArt)
Radio mArt is een lokaal radiostation in Amsterdam-Zuidoost dat is opgericht op 2 mei 1984. Mart staat voor Multikleurrijke Amsterdamse Radio en Televisie en is opgericht door en voor mensen van Surinaamse afkomst. Radio mArt heeft als doelstelling om de communicatie, het begrip, en respect tussen verschillende etnische bevolkingsgroepen in Nederland te bevorderen. Radio mArt is een non-profitorganisatie en wordt gefinancierd door donateurs, sponsors en advertenties. Alle uitzendingen zijn via internet te beluisteren, met een beperkte selectie die via de ether wordt uitgezonden. Hierdoor heeft het station ook luisteraars in Suriname.
Bronnen:
103 Eerste editie Dag van Empathie
De Dag van Empathie werd in 2012 voor het eerst georganiseerd door Stichting Nederland Wordt Beter (NLWB) en Soul Rebel Movement (SRM), samen met de Mozes en Aäronkerk. De aanleiding was het groeiende onbegrip tussen Witte en Zwarte Nederlanders rondom de herdenking van 4 mei. De Dag van Empathie op 3 mei wil die afstand verkleinen door mensen elkaars verhalen te laten horen en herkenning te laten vinden, ook als je van elkaar verschilt in etniciteit, religie, gender, leeftijd of woonplaats.
Sinds 2017 organiseert NLWB jaarlijks de Dag van Empathie. De focus is verbreed: naast de Tweede Wereldoorlog en het koloniale verleden, is er ruimte voor andere maatschappelijke thema’s. Door het delen van ervaringen en perspectieven willen we bijdragen aan een gezamenlijke toekomst gebaseerd op begrip en verbondenheid. Bekende deelnemers waren onder andere Jörgen Raymann, Romana Vrede, Mounir Samuel, Jetty Mathurin, Sabrina Starke en Tofik Dibi. Iedereen draagt éénmalig bij, zodat steeds nieuwe stemmen gehoord worden.
De kracht van empathie blijkt ook buiten deze dag. Zoals de menselijke keten rond de Essalam-moskee, de regenboogvlaggenactie in Amsterdam, en de steun voor de nabestaanden van Orlando Boldewijn. Of ‘Samen Stevensbeek’, een dorp dat honderden vluchtelingen welkom heette.
Om empathie ook bij jongeren te versterken, ontwikkelde NLWB het Lespakket Empathie voor bovenbouw PO en onderbouw VO. Dit gratis lespakket, gemaakt met docenten en wetenschappers, leert jongeren invoelend handelen – een vaardigheid waar ze de rest van hun leven wat aan hebben.
Bronnen:
102 Oprichting BIJ1 (onder de naam Artikel 1)
BIJ1 is een politieke partij opgericht in 2016 door activiste en voormalig tv-presentatrice Sylvana Simons, oorspronkelijk onder de naam Artikel1, verwijzend naar het gelijkheidsartikel in de Grondwet. Vanwege verwarring met het expertisecentrum Art.1 veranderde de partij in 2017 haar naam naar BIJ1. De partij kreeg steun van onder andere Anja Meulenbelt, Gloria Wekker, Fatima Faïd, en Simone van Saarloos.
BIJ1 staat voor radicale gelijkwaardigheid en intersectionaliteit, met een politiek gebaseerd op grassrootsactivisme én parlementaire vertegenwoordiging. De partij pleit onder andere voor het verhogen van het minimumloon naar 14 euro, een Nationaal Zorgfonds, strengere regels rond etnische registratie en structurele aanpak van racisme. Thema’s als Ketikoti als nationale feestdag, onderzoek naar de gezondheid van mensen van Kleur, lhbti+ rechten en vrouwenrechten hebben een prominente plek in hun programma. BIJ1 heeft veel betekend voor Nederland. Volgens Simons in het Marathoninterview van 25 december 2022: "Ik durf te zeggen dat ik geschiedenis aan het schrijven ben in dit land."
Na een mislukte poging in 2017 om een zetel te halen bij de Tweede Kamerverkiezingen, behaalt BIJ1 in 2018 bij de gemeenteraadsverkiezingen een gemeenteraadszetel in Amsterdam. In 2021 verovert de partij haar eerste Tweede Kamerzetel, waarmee Simons de eerste Zwarte vrouwelijke fractievoorzitter wordt. BIJ1 groeit in steden als Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere.
Intern ontstaan echter spanningen: in 2021 splitst de Haagse afdeling zich af, gevolgd door het opstappen van de landelijke voorzitter. In 2023 vertrekt Simons en verdwijnt de partij na de verkiezingen uit de Kamer. In 2024 zijn er nog drie raadsleden actief. In oktober 2025 doet BIJ1 weer mee aan de landelijke verkiezingen met Tofik Dibi als lijsttrekker.
Bronnen:
101 Oprichting Omroep Zwart
Omroep ZWART is een omroepvereniging die sinds 1 januari 2022 deel uitmaakt van het Nederlands publieke omroepbestel. Na een intensieve campagne werd op 31 maart 2021 bekend dat Omroep ZWART de vereiste 50.000 leden had behaald die nodig waren op de peildatum 31 december 2020 om toegelaten te worden tot de NPO. De omroep werd opgericht door rapper Akwasi en filmregisseur Gianni Lieuw-A-Soe. Het succes van de ledenwerving werd mede mogelijk gemaakt door het maatschappelijke momentum dat was ontstaan na de Black Lives Matter-protesten in Nederland en wereldwijd. De massale steun en verhoogde bewustwording rondom racisme en ongelijkheid zorgden ervoor dat het makkelijker was om een groot en betrokken ledenbestand op te bouwen.
De missie van Omroep Zwart is om een plek te zijn waar iedereen de kans krijgt om zelf programma’s te maken, ongeacht Kleur, afkomst, religie, gender, seksuele gerichtheid, levensovertuiging of handicap. Want Zwart is wat je krijgt als je alle kleuren mengt. De overtuiging van de omroep is dat pas als we verder kijken dan Kleur, voorkeur, afkomst, seksuele gerichtheid, achtergrond of beperking, we de kans krijgen om elkaar beter te leren kennen, elkaar te vertrouwen, en, wie weet, vrienden te worden. Het doel: gemengde redacties, gemengde boardrooms, gemengde barbecues.
Sinds 2022 zendt ZWART programma's uit bij de NPO. Op vrijdag 27 mei werd het eerste televisieprogramma uitgezonden, Podium Zwart op NPO 3, een latenight muziek- en cultuurprogramma gepresenteerd door Glen Faria en Veronica van Hoogdalem. De omroep zendt twee nachten per week De nacht is ZWART uit op NPO Radio 1 en heeft een vaste rubriek in het programma van Giel Beelen op NPO Radio 2.
Bronnen:
99 Start beweging Nederland Wordt Beter (NLWB)
Nederland Wordt Beter (NLWB) zet zich in voor bewustwording en educatie over het Nederlandse koloniale- en slavernijverleden. Voor haar opheffing eind 2025 wil de stichting drie doelen realiseren: structurele educatie, een inclusief Sinterklaasfeest en een Nationale Herdenking Slavernijverleden.
De stichting ontstond vanuit de campagne Zwarte Piet is Racisme, die mede door Jerry Afriyie, Raul Balai en Quinsy Gario werd opgezet. Deze campagne bracht de tweede antiracismegolf in Nederland op gang. NLWB ontwikkelde lespakketten over slavernij, empathie en de geschiedenis van Sint en piet, die gratis beschikbaar zijn voor scholen. Daarnaast organiseert NLWB elk jaar op 3 mei de Nationale Dag van Empathie en werkt zij met het project Feest Voor Alle Kinderen aan een inclusief Sinterklaasfeest.
NLWB is initiatiefnemer van Kick Out Zwarte Piet (KOZP), die inmiddels in de meeste gemeenten tot aanpassing van het uiterlijk van zwarte piet heeft geleid. In 2025 zal KOZP zich voor de laatste keer richten op de hardnekkige gemeenten.
Op 1 juli, Ketikoti, herdenkt NLWB de afschaffing van de slavernij en roept zij werkgevers op deze dag vrij te geven. FNV, Greenpeace en Tony’s Chocolonely gingen hierin voorop.
Na de massale antiracismedemonstraties in 2020 hielp NLWB bij het opstellen van het Zwart Manifest, dat twaalf domeinen benoemt waarin anti-Zwart racisme bestreden moet worden. Onderdeel daarvan zijn de pijlers dekolonisatie, representatie en gelijkwaardigheid.
Het initiatief Wit Aan Zet, mede opgezet door Sunny Bergman, bracht Wit privilege in het onderwijs ter sprake.
Bronnen:
100 Lancering campagne Zwarte Piet is Racisme
Op 1 juli 2011 startten kunstenaar Quinsy Gario, dichter Jerry Afriyie, en kunstenaar Raul Balai de campagne Zwarte Piet is Racisme om zwarte piet-racisme en institutioneel racisme in Nederland aan te kaarten. Tijdens de nationale intocht in 2011 zijn Quinsy Gario en Jerry Afriyie in Dordrecht aanwezig met een spandoek en T-shirts met daarop Zwarte Piet is Racisme. Ze werden vergezeld door Siri Venning (antropoloog) en Steffi Weber (journalist), die beiden een onderzoek deden voor hun opleidingen.
Nog voor de intocht begint, wordt hen duidelijk gemaakt dat ze hun spandoek niet mogen vertonen, tenzij het een positieve boodschap was over zwarte piet. Tijdens de intocht staan ze in hun T-shirts op een afstandje van de feestvreugde. Tot hun verrassing zijn de reacties van omstanders overwegend positief. Maar veel tijd om in gesprek te gaan is er niet, binnen de kortste keren worden de twee ingesloten door een groep agenten. De agenten vragen eerst aan ze om te vertrekken, maar wanneer ze vragen waarom dat moet, worden ze beiden hardhandig tegen de grond gewerkt, naar het bureau gebracht en ondervraagd. Gario is geslagen en met pepperspray aangevallen, Afriyie is met zijn gezicht tegen de grond gedrukt in een door de politie afgezette steeg, om pottenkijkers te weren.
Na de ondervraging worden Gario en Afriyie vrijgelaten en blijkt dat hun arrestatie in de tussentijd veel media-aandacht heeft gekregen. Achteraf gezien betekenen de arrestatie en het buitensporige geweld dat de politie heeft gebruikt het begin van de echt publieke aandacht voor de campagne. Vanaf de intocht in Dordrecht heeft vrijwel iedereen een mening over de campagne.
Bronnen:
98 Oprichting Controle Alt Delete
Controle Alt Delete zet zich in voor eerlijke en effectieve wetshandhaving, en strijdt tegen etnisch profileren en buitensporig geweld. De organisatie wil dat wetshandhavers, zoals politie en marechaussee, niet discrimineren, minder geweld gebruiken en openheid geven over geweldstoepassing. Amnesty International Nederland is een vaste samenwerkingspartner en er is nauwe samenwerking met grassroots bewegingen en andere mensenrechtenorganisaties.
De organisatie organiseert bijeenkomsten, maakt kritische films en documentaires, geeft lezingen en trainingen, schrijft blogs, en ondersteunt slachtoffers. Daarnaast is Controle Alt Delete een kritische gesprekspartner voor instellingen als het ministerie van Justitie en Veiligheid en de politie, en zet beleidsproblemen op de politieke agenda.
Ze werken aan dossiers als etnisch profileren, politiegeweld, politiedoden, preventief fouilleren, de rechtszaak tegen de marechaussee, en klachtenprocedures. Het initiatief komt voort uit sociaal innovatiebureau IZI Solutions, dat zich richt op maatschappelijke vraagstukken en gedragsverandering.
Controle Alt Delete heeft tastbare veranderingen bereikt. Zo erkent de politie inmiddels dat etnisch profileren structureel voorkomt. Er is beleid opgesteld dat oververtegenwoordiging in statistieken geen reden mag zijn voor controle. Toen bleek dat veel agenten dit beleid niet kenden, liet de politieacademie onderzoeken hoe bekend het beleid is.
Sinds 2020 wordt bijgehouden hoeveel burgers overlijden onder politieverantwoordelijkheid en hoeveel agenten vervolgd worden wegens geweld. Ook is de rechtspositie van mensen die klachten indienen verbeterd: de bewijslast voor etnisch profileren ligt nu bij de wetshandhaver.
Bronnen:
96 Susanna du Plessis (overlijdensdatum)
Susanna du Plessis, geboren op 14 september 1739, staat in de Surinaamse gemeenschap bekend als een wrede plantagehouder. Er doen al sinds haar leven gruwelverhalen de ronde. In 1790 beschreef A. Barrau in ‘Bijdragen tot het menselijk geluk’ hoe een slaveneigenares een huilende baby verdronk. John Gabriël Stedman vertelde hetzelfde verhaal. Ook wordt beschreven dat Du Plessis een meisje van gemengde afkomst verminkte uit jaloezie. In latere versies sneed ze zogenaamd haar borsten af en gaf die als maaltijd aan haar man. Hoewel haar naam in die verhalen niet altijd genoemd wordt, is het duidelijk dat ze op Du Plessis doelen. Rond 1 juli, de dag van de afschaffing van de slavernij, wordt tijdens de Miss Alida-verkiezing nog altijd stilgestaan bij deze geschiedenis.
Of de verhalen op feiten berusten, is onduidelijk. Mogelijk ontstonden ze tijdens een conflict tussen haar vader en de gouverneur, of door een ruzie met haar ex-man Frederik Cornelis Stolkert over de plantage ‘Nijd en Spijt’. Ze symboliseert in elk geval de wreedheid van vrouwelijke slavenhouders in die tijd.
Susanna werd op 14 september 1739 geboren als dochter van advocaat Salomon du Plessis en kreeg een rijke opvoeding. Op haar veertiende trouwde ze met Frans Grand en erfde zijn plantage. In 1767 hertrouwde ze met Stolkert, van wie ze vijftien jaar later een scheiding aanvroeg wegens mishandeling. Ze stierf op 6 oktober 1795 in Paramaribo, waar haar grafsteen met de tekst “Eindelijk ben ik tot rust gekomen” nog te zien is in de hervormde kerk.
Bronnen:
95 Fort Elmina/St. George's Castle (Ghana) door Nederlanders op Portugal veroverd
Fort Elmina ligt aan de Ghanese kustlijn en was voor de West-Indische Compagnie (WIC) een cruciale handelspost voor de tot slaaf gemaakte mensen. De Portugezen hadden deze handelspost al in 1482 gebouwd om goud en tot slaaf gemaakte mensen te halen. In de kelders van dit fort werden mensen in duistere, vochtige kerkers vastgehouden. Er was zelfs een vrouwenkelder met een binnenplein waar de kolonisten vanaf het balkon de vrouwen bekeken. Gevangenen werden vervolgens gedwongen om door de beruchte ‘door of no return', wat ‘deur zonder terugkeer’ betekent, te lopen. Deze deur bevond zich aan de zeezijde en iedereen wist dat als je door deze deur liep, je nooit meer terug zou komen.
De WIC veroverde dit gebied in 1637 van de Portugezen en maakte van Fort Elmina een gevangenis. Tussen circa 1500 en 1870 vertrokken vanuit deze en nog een aantal andere Afrikaanse forten ruim tien miljoen mensen naar de Amerika’s, bestemd voor de suikervelden en andere plantages. Fort Elmina was het hoofdkwartier van de WIC in West-Afrika tot ze het in 1872 verkochten aan Engeland. Dit fort was dus niet gebouwd om te beschermen, maar om mensen te verhandelen.
Bronnen:
94 Sterfdatum Johan Maurits
Johan Maurits was graaf van Nassau-Siegen (1604-1679) en was geboren op Slot Dillenburg. Johan Maurits was de eerste eigenaar van het naar hem vernoemde Mauritshuis. Hij speelde een centrale rol in de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Als gouverneur van Nederlands-Brazilië bracht hij de Nederlandse slavenhandel op gang.
Van 1630-1654 waren de Nederlanders aanwezig in Brazilië nadat de West-Indische Compagnie (WIC) het had overwonnen van de Portugezen. Johan Maurits blies de plantage-economie nieuw leven in door de achtergebleven Portugezen de verlaten suikermolens aan te laten sturen. De suikermolens moesten dag en nacht draaien en daarvoor had hij arbeid nodig. Op zijn bevel werden vervolgens de Portugese forten Elmina (Ghana) en Luanda (Angola) veroverd, de belangrijkste plaatsen in de handel in tot slaaf gemaakte mensen. Onder zijn bestuur werden minstens 24.000 mensen naar de Nederlands-Braziliaanse suikerplantages verscheept en werd zo de eerste grote plantagekolonie in het Atlantisch gebied.
Zelf maakte Johan Maurits ook rijkelijk gebruik van tot slaaf gemaakte mensen en was hij persoonlijk betrokken in de slavenhandel. In zijn eigen hofhouding werkten veel tot slaaf gemaakten en ook smokkelde hij tot slaafgemaakte mensen Brazilië in die hij liet brandmerken met zijn eigen monogram. Hij liet twee paleizen in Brazilië bouwen en het Mauritshuis in Den Haag. Hoeveel geld hij persoonlijk heeft verdient, weten we niet, want ook in zijn tijd waren deze smokkel activiteiten illegaal. In 1644 werd hij uiteindelijk teruggefloten door de WIC. Een ding is duidelijk: Johan Maurits greep elke kans om zijn fortuin te vergroten en zijn hebzucht maakte de weg vrij voor de Nederlandse slavenhandel.
Bronnen:
93 Aankomst van de ontsnapte slaafgemaakte, Leonora
In 1732 deed Leonora een heldhaftige en moedige actie waardoor zij haar vrijheid terug won. In het midden van de nacht verstopte ze zich aan boord van het schip de Maria Elisabeth. De Maria Elisabeth vertrok vanaf Curaçao naar Amsterdam onder leiding van kapitein Jan Bijl. Nietsvermoedend liet hij op 17 november het anker lichten vanaf de haven met een grote lading aan cacao (55.000 pond) en suiker (20.000 pond). De volgende dag kreeg hij de schrik van zijn leven toen Leonora uit het niets voor hem en zijn bemanningsleden verscheen.
Het schip de Maria Elisabeth was toen al 24 uur lang aan het varen vanaf Curaçao. Schipper Bijl wist dat hij nog twee maanden lang moest reizen en een zeer kostbare lading in het ruim van zijn schip had. Hij besloot dus door te varen, want teruggaan zou te kostbaar zijn. Na een zware tocht met hevige stormen bereikte Bijl met zijn bemanningsleden en Leonora op zondag 18 januari 1733 de Westerschelde. Er moest direct een verklaring komen waaruit zou blijken dat de schipper en de Compagnie niet verweten kon worden dat zij een ‘slavin’ hadden meegenomen.
Uiteraard klonk vanuit Curaçao protest vanuit ‘de eigenaren’. Zij vroegen de Compagnie om Leonora direct terug te sturen. Gelukkig was Leonora in Nederland geen bezit meer want in Europa mochten mensen niet in slavernij leven. Ze was ondertussen dienstmeid geworden in een huishouden in Middelburg en ook lid geworden van de Nederduits-gereformeerde gemeente. De compagnie werkte niet mee aan haar terugkeer, maar dit was puur vanwege financiële redenen. Helaas weten we verder weinig over Leonora: was ze op Curaçao geboren, wie waren haar eigenaren en hoe was haar leven in Zeeland? Maar een ding weten we zeker: ze was een ontzettend dappere vrouw en haar ontsnapping was een daad van verzet.
Bronnen:
91 Dirk van Hogendorp (geboortedatum)
Niet alleen de vele verhalen van vrijheidsstrijders, opstanden en vluchtende slaafgemaakten bewijzen dat slavernij nooit ‘gewoon’ is geweest. Er zijn ook voorbeelden van geprivilegieerde witte mensen die hun afkeur uitten over slavernij. Eén zo’n voorbeeld is Dirk van Hogendorp. Hij deed dit met name door middel van het toneelstuk Kraspoekol; of De slaaverny (Een tafereel der zeden van Neerlands Indiën). Het verhaal gaat over de wrede mevrouw Kraspoekol (wat sla-hard betekent), die uiteindelijk wordt vermoord door haar slaafgemaakte huisbediendes. Hoewel de witte personages meer nadruk en aandacht krijgen, pleitte ook meerdere slaafgemaakte personages zelf (destijds gespeeld door witte mensen in make-up) voor hun vrijheid en menselijkheid. Het publiek van het stuk werd expliciet opgeroepen om niet alleen medelijden te hebben, maar ook politiek in actie te komen voor de volledige afschaffing van de slavernij. Dirk Hogendorp vond ook dat Javaanse boeren eigenaarschap over hun eigen grond moesten krijgen. De première van Kraspoekol op 20 maart 1801 in Den Haag werd verstoord door protesten vanuit de slavernijlobby en het toneelstuk werd daarna nooit meer opgevoerd.
Dat Van Hogendorp tegen slavernij was, wil niet zeggen dat hij ook stond voor complete gelijkheid en gelijkwaardigheid. Zijn kritiek op de VOC kwam voort uit zijn ervaring als bestuurder binnen de VOC. Hij was voor grondbezit voor Javaanse boeren met als reden dat hij dacht dat Nederland daar uiteindelijk meer geld mee zou kunnen verdienen. Hij bleef een product van zijn privileges zoals ook blijkt uit zijn latere leven. Door zijn steun voor Napoleon kon hij na de slag bij Waterloo niet terugkeren naar Nederland. In 1816 vertrok hij naar Brazilië, waar hij een plantage huurde. In eerste instantie hield hij vast aan zijn principes: op deze plantage werkten voormalige slaafgemaakten als dagloners. Hij was echter diep gefrustreerd over het feit dat zij, als vrije mensen, steeds verhuisden of wegliepen. Uiteindelijk zou Van Hogendorp zelf ook twee mensen kopen en die voor hem laten werken als huisbedienden.
Bronnen:
90 Manumissie Ansiela van Bengalen (en kinderen)
Ansiela van Bengalen (ca. 1646-1720) en haar dochter Anna de Coningh (ca. 1661-1734) behoren tot de bekendste tot slaaf gemaakte vrouwen in de vroege Kaapkolonie (Kaapstad en omgeving) Hun levens tonen de complexiteit van slavernij, vrijheid en sociale stijging in een koloniale samenleving.
Ansiela werd geboren in de Gangesdelta en arriveerde in 1657 via Batavia (nu Jakarta) in Kaapstad, waar ze als tot slaaf gemaakte werkte in het huishouden van Jan van Riebeeck. In deze omgeving kregen vrouwen als Ansiela en Krotoa kinderen met Europese mannen. Ansiela’s dochter Anna werd waarschijnlijk verwekt door VOC-dienaar François de Coninck. Kort voor zijn vertrek verkocht Van Riebeeck Ansiela aan het Gelderse echtpaar Gabbema en Does. In 1666 kreeg zij samen met haar kinderen hun vrijheid.
Ansiela bouwde daarna een zelfstandig bestaan op. Ze trouwde met vrijburger Arnoldus Willemsz Basson en kreeg zes kinderen. Na zijn dood bezat ze land aan de Heerengracht en werd de eerste vrije Zwarte vrouw met onroerend goed in Kaapstad. Bij haar overlijden in 1720 was ze welvarend en bezat tot slaaf gemaakten.
Anna de Coningh werd als vrije vrouw de echtgenote van de Zweedse officier Oloff Bergh. Hun veertig-jarige huwelijk bracht twaalf kinderen voort. Na Berghs dood erfde ze Groot Constantia, een prominente wijnboerderij. Ook zij bezat tientallen tot slaaf gemaakten, land en een huis in Kaapstad.
Ansiela en Anna waren uitzonderingen in een systeem dat vrijheid vrijwel onmogelijk maakte. Hun levens tonen zowel veerkracht als de pijnlijke paradox van koloniale mobiliteit.
Bronnen:
89 Untung Surapati (overlijdensdatum)
Untung Surapati, geboren rond 1660 op Bali, groeide uit tot een vooraanstaande vrijheidsstrijder tegen de Nederlandse koloniale overheersing in Indonesië. Op jonge leeftijd werd hij als tot slaaf gemaakte verkocht en kwam in dienst van Pieter Cnoll, een hoge VOC-functionaris in Batavia. Na Cnolls dood werd hij eigendom van een man genaamd Moor, bij wie hij een relatie begon met diens dochter Suzanne. Deze verboden liefde leidde tot gevangenschap, maar hij ontsnapte en sloot zich aan bij een groep opstandelingen.
Zijn militaire talent kwam tot bloei toen hij zich aansloot bij de troepen van de Sultan van Mataram. Untung Surapati verwierf snel aanzien en werd benoemd tot commandant. De VOC probeerde Surapati en zijn troepen in te lijven bij het VOC leger door hen een militaire training te geven. Surapati bleef zich ervan bewust dat zij hem ook weer tot slaaf konden maken. Na een incident met een medestrijder, die door een VOC-officier gedwongen werd zijn kris (Indonesische dolk) in te leveren, keerde hij zich tegen de VOC. In 1686 versloeg hij VOC-troepen onder leiding van kapitein François Tack, die daarbij omkwam.
Surapati vestigde zich in Pasuruan (Oost-Java), waar hij een autonome regio bestuurde als ‘Adipati’ (hertog). Hij bleef actief in het verzet tegen de VOC en speelde een sleutelrol in de Javaanse Successieoorlogen, waarin hij streed tegen zowel Nederlandse als lokale rivalen. In 1706 kwam hij om het leven tijdens een aanval op zijn fort in Bangil door gecombineerde VOC- en Javaanse troepen.
Untung Surapati leeft voort als symbool van verzet tegen koloniale onderdrukking. In 1975 werd hij door de Indonesische overheid postuum erkend als Nationale Held van Indonesië: een blijvend eerbetoon aan zijn moed, leiderschap en strijd voor onafhankelijkheid.
Bronnen:
88 Verzet door Codjo, Mentor en Present: brand Paramaribo aangestoken
In de nacht van 3 op 4 september 1832 brak brand uit in het huis van Mozes Nunes Monsanto aan de Heiligeweg in Paramaribo. Het duurde lang voordat men de brand meester was en pas 's ochtends bleek hoeveel schade de vlammen hadden aangericht: zesenveertig pakhuizen waren verwoest en om de brand te kunnen stoppen had men dertien gebouwen moeten afbreken.
De brand was veroorzaakt door een groep tot slaafgemaakten die wilde vluchten naar het bos, omdat ze slecht behandeld werden door hun meesters. Maar ze hadden niet genoeg eten om te overleven. Daarom besloten ze terug te keren naar de stad om eten te stelen. Om hun diefstal te maskeren, stichtten ze een brandje aan de Heiligenweg. De daders werden gearresteerd en drie van hen werden opgesloten in Fort Zeelandia, waar ze drie maanden in de ruimte zaten die nu 'kakkerlakkengat' wordt genoemd. De drie mannen waren Cojo, Mentor en Present. Nadat ze waren gemarteld, werden zij op 26 januari 1833, om 7.15 uur ’s morgens, voor de ruïnes van het huis van Monsanto aan de Heiligeweg levend verbrand. Nu is daar een monument geplaatst om hen te gedenken. Wat ze gedaan hebben wordt als daad van verzet gezien.
Bronnen:
87 Sablika (begin Curaçaose slavenopstand)
Sablika was een vrije Zwarte vrouw die tijdens de slavenopstand van 1795 op Curaçao leefde. Ze was medestrijder van Tula en vermoedelijk zijn geliefde. Als symbool voor vrouwelijke verzetsstrijders die vaak onzichtbaar blijven in de geschiedschrijving, is haar rol van groot belang.
Via tambú, de muziek en orale traditie van de tot slaaf gemaakten, bleef haar verhaal bewaard. In het lied Rebeldia na Bandabou wordt Sablika bezongen als strijdmakker van Pedro Wacao, Louis Mercier en Tula.
Sablika zou een krachtig antwoord hebben gestuurd aan pater Jacobus Schink, die haar vroeg de mannen “in toom te houden”. Hij begon zijn brief neerbuigend met “Miraki muhe” – “Kijk es hier, wijf” – en eindigde met vrome woorden over gelijkheid voor God. Sablika reageerde met: “Attentie Heren. Jullie hebben ons misschien uit de jungle gehaald, maar niet de jungle uit ons. Nos ke bai mondi bek!” (Wij willen terug het bos in). Ze bekritiseerde ook het geweld tegen tot slaaf gemaakte vrouwen en kinderen, terwijl kolonisten zelf relaties hadden met zwarte vrouwen.
Na de opstand werd Sablika gearresteerd. In het verhoorverslag wordt ze zwartgemaakt als “een allerdoortrapste dievegge” en “het zogenaamde wijf van Nicolaas Valentijn”. Ze bekende niets anders dan dat ze kleding had begraven en teruggegeven.
Sablika krijgt steeds meer erkenning als verzetsstrijdster. In 1971 werd een school op Curaçao naar haar vernoemd en in 2020 een pad in Rotterdam. Het Nationaal Archief Curaçao startte het ‘Project Sablika’ om het digitale slavenregister uit te breiden en toegankelijk te maken.
Bronnen:
86 Virginia Dementricia (geboorte)
Virginia Dementricia werd in 1842 geboren op Aruba als vierde van zeven kinderen van Maria Theodora. Ze was een ‘duso’, het na een tweeling geboren kind aan wie bijzondere gaven werden toegeschreven. Virginia en haar familie waren eigendom van Jan van der Biest, een protestantse kolonist met een huis in Oranjestad en plantage Barbolia (nu San Barbola).
Als tiener begon Virginia zich te verzetten. In 1859 stal ze de kleding van haar meesteres en trok deze aan. Ze werd gestraft met veertien dagen dwangarbeid. Vier maanden later herhaalde ze haar verzet en kreeg ze opnieuw straf, gevolgd door een mislukte vluchtpoging. In 1860 moest ze acht dagen de cel in wegens “wegloperij en valse beschuldiging”, en kort daarna kreeg ze veertien touwslagen wegens “straatrumoer en verzet tegen de politie”.
In november 1860 werd ze verkocht aan J.A. Jesurun op Curaçao. Ook daar bleef ze strijdbaar: in juni 1861 werd ze vier dagen opgesloten wegens geweld. In 1862 kreeg ze een dochter, Jeanette. Na de afschaffing van slavernij in 1863 nam Virginia de achternaam Gaai aan. Ze wordt niet vermeld op de emancipatieregisters. Het laatste spoor van haar is de geboorte van haar zoon Marcelino Martis Gaai in 1867. Daarna verdwijnen beiden uit de archieven.
Virginia’s leven toont aan dat er op Aruba niet alleen slavernij was, maar ook verzet. Haar verhaal kreeg in 2008 een prominente plek op de slavernijexpositie Herencia di sclavitud op Aruba, en inspireerde kunstenaar Vanessa Paulina tot een kunstwerk over Afrikaanse slavernij op het eiland.
Bronnen:
82 Sterfdatum verzetsheld Tula
Tula was de leider van de grote slavenopstand van 1795 op Curaçao. Hij werd lang als misdadiger weggezet, maar in 2010 werd hij uitgeroepen tot nationale held. Op 5 oktober 2023 werd hij officieel gerehabiliteerd door de Nederlandse regering.
Als tot slaaf gemaakte op plantage Knip was Tula goed geïnformeerd over de Haïtiaanse Revolutie en de idealen van de Franse Revolutie. Hij geloofde dat slavernij ook op Curaçao zou worden afgeschaft nu Nederland onder Frans gezag stond. Toen in 1795 de leefomstandigheden verslechterden en tot slaaf gemaakten op zondag moesten werken om zelf voedsel te kopen, begon Tula met het organiseren van protest. Op 17 augustus weigerde hij samen met zo’n vijftig anderen nog te werken en eiste hij vrijheid. De groep groeide snel uit tot een verzetsleger van tweeduizend mensen.
Pater Jacobus Schinck documenteerde een gesprek met Tula, waarin deze pleitte voor vrijheid, gelijkheid en menswaardigheid. Hij wees op het onrecht, het leed en riep op tot rechtvaardigheid: “Zelfs een dier wordt beter behandeld dan wij.”
De gouverneur weigerde gehoor te geven aan Tula’s oproep. Na verraad werd Tula op 3 oktober 1795 op gruwelijke wijze geëxecuteerd. Zijn hoofd werd op een stok gezet als afschrikmiddel. Toch had zijn opstand blijvend effect. Zijn strijd leidde tot bewustwording, verbeterde behandeling van tot slaaf gemaakten en droeg bij aan de uiteindelijke afschaffing van de slavernij in 1863. Tula’s nalatenschap leeft voort als symbool van verzet en vrijheid.
Bronnen:
81 Onthulling standbeeld One-Tété Lohkay
Eén van de belangrijkste vrijheidsvechters van Sint Maarten is de legendarische vrouw bekend onder de naam One-Tété Lohkay. Ze leefde in de negentiende eeuw in slavernij op een suikerplantage. Lohkay vluchtte op jonge leeftijd van de plantage, waarna ze werd nagejaagd, gevangen genomen en weer teruggebracht. Haar bijnaam komt van een gruwelijke straf die haar hiervoor werd aangedaan: één van haar borsten werd afgesneden.
Ondanks dit onrecht zette One-Tété Lohkay haar strijd door. Ze ontsnapte nogmaals en wist ditmaal uit handen van de plantage-eigenaren te blijven. Af en toe bezocht ze de plantage ’s nachts, voor eten en om mensen te spreken. Haar moed en doorzettingskracht is een blijvend symbool voor de strijd voor vrijheid op Sint Maarten.
In 2006 werd een standbeeld van haar onthult, gemaakt door kunstenaar Mike Maghiro. Het raakte beschadigd tijdens orkaan Irma in 2017, maar gelukkig werd het gerestaureerd en in 2021 teruggeplaatst.
Bronnen:
80 Excuses voor het slavernijverleden door koning Willem-Alexander
Op 1 juli 2023 bood Koning Willem-Alexander excuses aan voor het Nederlandse slavernijverleden en vroeg vergiffenis voor het uitblijven van ingrijpen door zijn voorouders. “Vandaag maak ik deze excuses zelf”, zei hij op de Nationale Herdenking Slavernijverleden, de start van het herdenkingsjaar waarin herdacht werd dat 150 jaar geleden de slavernij feitelijk werd afgeschaft.
De koning benadrukte dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid is: “Van alle vormen van onvrijheid is slavernij het meest mensonterend.” Hij benoemde ook de doorwerking in het heden, onder meer via racisme. De excuses werden persoonlijk en nadrukkelijk uitgesproken: “Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd.”
Willem-Alexander ging in op de betrokkenheid van zijn voorouders bij het slavernijsysteem. Tussen 1675 en 1770 verdienden de Oranjes omgerekend ruim 545 miljoen euro aan kolonialisme en slavernij. “De stadhouders van Nassau hebben er niets tegen ondernomen.” Hij benadrukte dat er momenten zijn waarop morele plicht boven de wet van toen moet gaan. “Voor het overduidelijke gebrek aan handelen vraag ik vergiffenis.”
Dat een koning excuses aanbiedt is uitzonderlijk. De Britse koning Charles heeft slavernij veroordeeld, maar geen spijt betuigd. Ook de Belgische koning sprak slechts zijn “diepste spijt” uit. De excuses van Willem-Alexander, live uitgezonden in Suriname en het Caribisch deel van het Koninkrijk, werden door nazaten als symbolisch en zeer waardevol ervaren.
Bronnen:
79 Excuses slavernijverleden door minister-president Rutte
Op 19 december 2022 bood minister-president Mark Rutte namens de Nederlandse regering excuses aan voor het slavernijverleden. Deze excuses waren gericht aan alle tot slaaf gemaakten onder Nederlands gezag, hun kinderen en nazaten. Rutte erkende dat mensen eeuwenlang zijn verhandeld, uitgebuit en mishandeld in naam van de staat. Hij sprak zijn excuses uit in het Nederlands, Engels, Sranantongo en Papiaments, met de woorden: “We zetten vandaag een komma, geen punt.”
Hij noemde slavernij een misdaad tegen de menselijkheid en verwees naar het boek Wij slaven van Suriname van Anton de Kom. Rutte gaf toe dat zijn inzicht is veranderd: “Ik dacht dat slavernij ver achter ons lag, maar ik had het mis.”
De excuses werden uitgesproken in het Nationaal Archief in Den Haag. Tegelijkertijd spraken andere kabinetsleden in Suriname en het Caribisch gebied over de betekenis ervan. De toespraak was een reactie op het rapport ‘Ketenen van het Verleden’ (2021), dat opriep tot erkenning, excuses en herstel.
Het kabinet stelt 200 miljoen euro beschikbaar voor bewustwording, onderwijs, erfgoed en een nationaal slavernijmuseum. Ook komt er een onafhankelijk Herdenkingscomité, en wordt gewerkt aan een structurele herdenking op 1 juli.
De excuses vormden slechts een begin. Er komt aandacht voor onderwijs, musea en archieven, en verzetshelden zoals Tula worden officieel erkend. Hoewel de excuses werden gewaardeerd, was er kritiek op de timing en het ontbreken van excuses voor slavernij in Nederlands-Indië.
Bronnen:
77 Eerste huwelijk met een Afrikaanse man in Nederland
We weten niet precies wanneer de eerste persoon van Afrikaanse afkomst in Nederland kwam wonen, maar dat er hier in de zestiende eeuw mensen van Afrikaanse afkomst waren, staat vast. Eén van hen was Bastiaan Pietersz. Hij was geboren in Congo en woonde in 1593 in Amsterdam aan de Oudezijdsvoorburgwal. Bastiaan was vrijwel zeker een ‘vrij man’ en werkte als verver in de lakenindustrie.
De reden dat we dit over hem weten, is omdat zijn huwelijk staat geregistreerd. Op 2 januari 1593 trouwde de toen 29-jarige Bastiaan met Trijntje Pieters, een Witte vrouw uit Amsterdam, wiens eerdere echtgenoot was overleden. Hun huwelijk is het eerste geregistreerde huwelijk in Nederland tussen iemand van Afrikaanse en iemand van Europese afkomst – wat tot nu toe gevonden is tenminste. In het voorjaar van het jaar erop werd hun dochtertje, Madalen, geboren. Zij werd op 16 mei 1594 gedoopt in de Nieuwe Kerk aan de Dam.
In 1602 woonde Bastiaan nog steeds met zijn dochter in Amsterdam. In die tijd woonden er nog niet veel Zwarte mensen in Nederland, maar in de loop van de zeventiende eeuw zou dat aantal groeien. Door de intensivering van de Nederlandse slavenhandel en het kolonialisme, en de immigratie van slavenhandelaren en -eigenaren kwamen er ook meer ‘onvrije mensen’ naar Nederland.
Bronnen:
75 Frank Mijnals (geboorte)
Frank Mijnals, geboren op 8 februari 1933 in Moengo, begon zijn voetbalcarrière bij SV Robinhood in Paramaribo samen met zijn broer Humphrey. In 1957 vertrok hij naar Nederland om bij FC Elinkwijk te spelen, samen met Humphrey, Michel Kruin, Erwin Sparendam en Charley Marbach. Samen werden ze bekend als het ‘klavertje vijf’, de eerste Surinaamse profvoetballers in Nederland.
De vijf voetballers kregen te maken met ernstig racisme. Mijnals werd al bij zijn eerste wedstrijd uitgescholden voor "aap" en "vieze vuile neger". Een autobestuurder probeerde hem ooit moedwillig aan te rijden. "We werden in het verdomhoekje geplaatst", zei hij later. Samen met de andere Surinaamse spelers hield hij moed met een yell voor elke wedstrijd: "Wij donkere mannen laten niet over ons heen lopen."
In 1959 liep het uit de hand bij een uitwedstrijd tegen MVV. Na een rumoerige wedstrijd met veel racistische uitingen werd Mijnals door MVV-verdediger André Maas geslagen. Toen Mijnals terugsloeg, bestormden supporters het veld en viel een menigte hem aan. Hij wist ternauwernood te ontkomen dankzij de politie.
Ondanks het geweld werd niet Maas, die was begonnen met slaan, maar Mijnals gestraft. De rechter negeerde het racisme in zijn veroordeling en legde Mijnals een boete op, waarna de KNVB en zijn club hem schorsten. "Hoe durft die neger een blanke te slaan?" vatte Mijnals de houding samen.
Desondanks bleef hij voetballen bij clubs als Zeist en Hilversum. Pas in 2020, mede door Black Lives Matter, stelde de KNVB een commissie in tegen racisme, vernoemd naar zijn broer Humphrey: de Commissie Mijnals.
Bronnen:
74 Moord op Kerwin Lucas (Duinmeijer)
Kerwin Urleson Lucas werd op 5 juni 1968 in Willemstad, Curaçao geboren. In 1977 verhuisde hij met zijn moeder, broer en zus naar Nederland en belandde in een klein kamertje in Amsterdam. Hij werd bevriend met buurjongen Nico Duinmeijer. Op 20 augustus 1983 werd Kerwin, 15 jaar oud, neergestoken door skinhead Nico B.. Nadat hij zwaargewond De Dam bereikte, weigerde een taxichauffeur hem mee te nemen. Hij overleed later in het ziekenhuis. De moord leidde tot woede en verdriet. Frank Boeijen schreef er het lied Zwart Wit over. Een dag na de begrafenis op Zorgvlied demonstreerden 5000 mensen tegen racisme.
De dader had een ‘100% white’-tatoeage en verklaarde Zwarte mensen te haten. Getuigen hoorden hem “vuile nikker” roepen. Toch stelde de rechter dat racisme niet als hoofdreden bewezen kon worden. De dader kreeg jeugd-tbs en sloot zich na zijn vrijlating aan bij de extreemrechtse Centrumdemocraten. In 2012 pleegde hij zelfmoord.
De moord op Kerwin leidde tot maatschappelijke bewustwording. Twee maanden later opende in Rotterdam RADAR, het eerste officiële meldpunt tegen racisme. Sinds 1984 organiseert de stichting Vrienden van Kerwin jaarlijks op 20 augustus een herdenking met een tocht van de Dam naar het Vondelpark, waar het monument Mama Baranka staat, gemaakt door Nelson Carrilho en onthuld door Kerwins broer en pleegbroer.
In december 2023 verscheen de documentaire Kerwin van Sacha Vermeulen, waarin familie en betrokkenen terugblikken op zijn leven en dood.
Bronnen:
70 Aankondiging afschaffing van de slavernij in Suriname en Caribisch gebied
In de tijd van de trans-Atlantische slavenhandel werden ongeveer 200.000 mensen tot slaaf gemaakt en onder dwang naar Suriname gebracht. In totaal werden zo’n 550.000 Afrikanen onder erbarmelijke omstandigheden op schepen naar Amerika vervoerd door Nederlandse handelaren – van wie er circa 460.000 de overtocht overleefden.
Nederland was een van de laatste Europese landen die de slavernij afschafte. De handel in tot slaaf gemaakten werd in 1814 verboden, maar pas in de jaren zestig van de negentiende eeuw volgde ook de afschaffing de slavernij.
Op 8 augustus 1862, kondigde Nederland aan dat in Suriname en het Caribisch gebied de slavernij zou worden afgeschaft. Dat gebeurde officieel per 1 juli 1863. Op dat moment werkten er in Suriname nog ruim 33.000 tot slaaf gemaakten en in het Caribisch gebied ongeveer 12.000.
De afschaffing betekende echter geen directe vrijheid. In Suriname moesten de voormalige tot slaaf gemaakten nog tien jaar verplicht doorwerken onder het zogenoemde ‘staatstoezicht’. Bovendien ontvingen niet zij – voor al het leed dat hun was aangedaan en het onbetaalde werk – maar de voormalige eigenaren financiële compensatie van de Nederlandse staat.
Bronnen:
71 Excuses Koning Willem-Alexander voor het geweld in Indonesië
Op 17 augustus 1945 verklaarde Indonesië zich onafhankelijk. Nederland weigerde dit te accepteren en zette het leger in om de kolonie met geweld te behouden. Deze oorlog, door Nederland eufemistisch ‘politionele acties’ genoemd, kostte meer dan 100.000 Indonesiërs het leven. In 1949 erkende Nederland onder internationale druk alsnog de onafhankelijkheid.
Pas in maart 2020 bood koning Willem-Alexander tijdens een staatsbezoek aan Indonesië namens Nederland excuses aan voor het extreme geweld van het Nederlandse leger tussen 1945 en 1949. Hij sprak zijn spijt uit “in het volle besef dat de pijn van de getroffen families generaties lang voelbaar blijft”. Daarna legde hij een krans op het ereveld Kalibata en gaf samen met president Widodo een persverklaring: “Wij feliciteren de bevolking van Indonesië van harte met 75 jaar onafhankelijkheid.” Daarmee sloot hij aan bij een verklaring uit 2005 waarin Nederland voor het eerst erkende dat Indonesië in 1945 onafhankelijk werd –niet pas in 1949.
Bij een eerder staatsbezoek in 1995 bood koningin Beatrix geen excuses aan. Dat gebeurde pas in 2005, toen minister Bot erkende dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond.
Historicus Esther Captain benadrukt het belang van deze excuses, vooral voor jongere generaties die streven naar een evenwichtige geschiedschrijving. Tegelijkertijd blijft het ontbreken van excuses voor de koloniale overheersing en een nationaal herdenkingsmoment voor deze periode opvallend.
Bronnen:
68 Internationale herdenkingsdag van de slachtoffers van slavernij en de trans-Atlantische slavenhandel
In 2007 is 25 maart door de Verenigde Natie uitgeroepen als de Internationale Dag voor het herdenken van alle slachtoffers van slavernij en de trans-Atlantische slavenhandel, 200 jaar na de afschaffing van de trans-Atlantische slavenhandel in 1807 door Groot-Brittannië. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties erkende in 2006 dat “de slavenhandel en slavernij een van de ergste schendingen van de mensenrechten in de geschiedenis van de mensheid zijn”.
De trans-Atlantische handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen vond plaats tussen 1525 en 1867. Deze gruwelijke handel in kinderen, mannen en vrouwen, heeft ruim zeventien miljoen tot slaaf gemaakten vervoerd vanuit Alkebulan (Afrika) naar Abaya Yala (Amerika). De tot slaaf gemaakte mensen werden door West-Europeanen ontheemd van hun identiteit, cultuur en familiebanden. Om de slavenhandel van Afrikanen te rechtvaardigen werden valse verhalen over witte suprematie en raciale inferioriteit onderwezen. De trans-Atlantische handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen heeft een direct effect op onze moderne opvattingen over ras. Er is een goed begrip van deze periode nodig om de erfenissen te bestrijden, inclusief racisme en vooroordelen.
Nederland raakte via de West-Indische Compagnie (WIC) betrokken in de trans-Atlantische slavenhandel en speelde een grote rol hierin. Slavernij werd pas op 1 juli 1863 officieel door Nederland – als een van de laatste landen in Europa – afgeschaft.
Bronnen:
67 One World black owned
OneWorld Magazine is een Nederlands online magazine dat journalistiek bedrijft voor een eerlijke en duurzame wereld. Met jaarlijks twee miljoen online lezers en een oplage van 7.000 in 2022 is het de grootste Nederlandse journalistieke website op dit gebied. OneWorld is het enige 'black owned' opinieblad van Nederland, onder leiding van hoofdredacteur Seada Nourhussen.
OneWorld laat zien hoe jouw keuzes – wat je koopt, eet of uitstoot – verbonden zijn met mensen wereldwijd, en hoe je kunt bijdragen aan een eerlijkere en duurzamere samenleving. Het platform brengt verhalen die andere media negeren en houdt bedrijven en overheden scherp op hun duurzame beloften. OneWorld maakt deel uit van een internationaal netwerk dat informeert over mondiale samenwerking en duurzaamheid.
Het platform ontstond in 2011 uit een fusie tussen het tijdschrift IS, OnzeWereld en de website oneworld.nl. Tot 2017 viel OneWorld onder Stichting NCDO en kreeg subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Sinds 2018 is het een zelfstandige social enterprise zonder winstoogmerk of overheidssteun. Artikelen zijn vrij leesbaar, al wordt de lezer na de inleiding gevraagd om een abonnement te nemen.
Tot eind 2020 verscheen ook een papieren editie, maar deze werd stopgezet vanwege financiële overwegingen. Sindsdien richt OneWorld zich volledig op online publicatie, mogelijk gemaakt door betalende abonnees en partners.
Bronnen:
64 Maria Liberia Peters (geboorte)
Maria Liberia Peters is voormalig politica voor de Nationale Volkspartij en was van 1984 tot 1986 en van 1988 tot 1994 premier van de Nederlandse Antillen. Hiermee was zij de eerste lang zittende vrouwelijke premier in het Koninkrijk der Nederlanden.
Liberia Peters is geboren in Willemstad op Curaçao. Toen ze in Nederland studeerde voor onderwijzer viel het haar op dat kinderen in Nederland nauwelijks iets over de Antillen leerden, terwijl Antilliaanse kinderen wel alles over Nederland moesten weten. Na haar terugkeer in Curaçao werd ze lid van de NVP (Nationale Volkspartij) en in 1975 kreeg ze een zetel in de eilandsraad van Curaçao. Ze behield deze plek vijf jaar lang en in 1982 werd ze in de Staten van de Nederlandse Antillen Minister van Economische Zaken. De coalitie viel in juni 1984, waarna een nieuwe coalitie gevormd werd met Liberia Peters aan het hoofd als nieuwe premier. Na een onderbreking van twee jaar keerde ze terug met een nieuw kabinet in 1988, welke in november 1993 ten val kwam. In dat jaar organiseerde haar regering een referendum op Curaçao. Liberia-Peters voerde campagne voor een status aparte voor Curaçao (Aruba had dit al sinds 1986). Dit referendum was echter niet succesvol, waardoor het kabinet aftrad. Vervolgens verloor de NVP in februari 1944 de statenverkiezingen, waarna ze oppositieleider werd in de Staten van de Nederlandse Antillen. Later dat jaar stapte ze op als partijleider.
Maria Liberia-Peters is lid van de Raad van Vrouwelijke Wereldleiders vanuit de VN. In 2010 werd Curaçao alsnog zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Bronnen:
63 Lucina Elena da Costa Gomez-Matheeuws (geboortedag)
Lucina Elena da Costa Gomez-Mattheeuws was de eerste vrouwelijke premier van de Nederlandse Antillen. Ze vervulde deze functie slechts voor een korte tijd in 1977, maar was hiermee wel de vijfde vrouwelijke premier ter wereld.
Sinds de oprichting van de Nationale Volkspartij (NVP) was ze bij de partij betrokken. Van 1971 tot 1976 was ze vice-voorzitter van de partij en in 1969 werd ze gekozen tot lid van de Staten van de Nederlandse Antillen. Ze werd minister van volksgezondheid, milieu, sociale zaken, jeugd, sport en cultuur. Deze rol vervulde ze van 1970 tot 1977. Na het minister-presidentschap was ze in 1995 ook nog lid van de Raad van Advies. Haar man, Moises Frumencio da Costa Gomez was in 1951 tot 1954 ook premier van de Nederlandse Antillen.
Hoewel haar minister-presidentschap slechts van korte duur was, is het een feit dat da Costa Gomez-Matheeuws als eerste vrouw deze functie bekleedde in de Nederlandse Antillen. Dit is een scherp contrast met Europees Nederland, waar we nog altijd geen vrouwelijke minister-president hebben gehad. Da Costa Gomez-Matheeuws stond ook aan de wieg van een nieuwe huwelijkswet. Deze wet gaf vrouwen het recht om zelfstandig in de maatschappij te functioneren.
Bronnen:
65 Virginie Gameren (geboorte)
Virginie Gameren werd geboren in slavernij. Ze werd als tot slaaf gemaakte gedwongen te werken in het huishouden van Reinier Frederik baron van Raders, gouverneur van Curaçao en later van Suriname.
In 1847 reisde Virginie met Van Raders’ dochter mee naar Nederland. Slavernij bestond officieel niet in Nederland, maar meegenomen tot slaaf gemaakten bleven onvrij als het verblijf tijdelijk was en hun eigenaar hen niet wilde vrijlaten. Rijke families gebruikten een maas in de wet: als het verblijf korter dan zes maanden duurde, bleef de tot slaaf gemaakte ‘eigendom’. Virginie werd voor de zes maanden voorbij waren teruggestuurd. Niet naar Curaçao, maar naar Suriname, waar ze zes kinderen kreeg.
In 1851 verloor Van Raders zijn functie. Hij wilde Virginie naar het binnenland sturen om voor zijn schoonzoon te werken. Virginie weigerde en beriep zij zich op grond van artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek (1838) een vrij persoon te zijn omdat zij in Nederland was geweest.
Virginie stapte naar het koloniale bestuur en kreeg steun van ambtenaren en de gouverneur ad interim. De zaak ging naar de ministeries van Koloniën en Justitie. Van Raders hield vol dat ze zijn bezit was, maar kreeg het advies geen rechtszaak te beginnen, omdat hij die zou verliezen.
Na intensief overleg besloten de ministeries dat Virginie gelijk had. Op 26 oktober 1852 werden zij en haar dochters uit het slavenregister geschreven. Toch kreeg ze nog geen officiële familienaam. In 1860, vlak voor haar vertrek naar Nederland, diende ze opnieuw een verzoek in. Vanaf dat moment heette ze Virginie Gameren.
Bronnen:
62 Julia da Lima openingsrede Winteruniversiteit
In haar onaangekondigde openingsrede op de Winteruniversiteit van 1983 verkondigde Julia da Lima, een Nederlands-Molukse feministe, de eerste openbare manifestatie tegen het witte feminisme in Nederland. “Het bestaan van zwarte vrouwen wordt ontkend, althans niet gezien en niet gehoord”, was de openingszin van haar oproep en gaf uiting aan de frustratie van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (ofwel ZMV-vrouwen) die niet binnen het mainstream witte feminisme van Nederland werden meegenomen.
Deze openingsrede vond plaats op 17 december 1983. De Winteruniversiteit was tevens de eerste manifestatie waarbij de ZMV-vrouwen zich verenigden onder de term ‘Zwart,’ bedoeld als tegengeluid tegen het zogenoemde ‘witte’ karakter van de Nederlandse vrouwenbewegingen waar ze kritiek op uitten.
Bronnen:
61 Boy Edgar (geboorte)
Boy Edgar was neuroloog, verzetsheld, jazzpianist, trompettist en bandleider. Boy werd geboren in Amsterdam als zoon van een Indiase moeder en een Armeense vader, wiens uitgebreide familie handelde in het huidige Indonesië, India en Iran. Hij ontdekte jazz kort nadat hij op vijftien-jarige leeftijd zijn vader verloor, en het werd een passie die zijn hele leven zou duren. Terwijl hij geneeskunde studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, trad hij ’s avonds op als jazzmuzikant. Uiteindelijk werd hij trompettist, arrangeur en leider van een band genaamd ‘The Moochers’.
Edgar stopte met openbare optredens toen de nazibezetters jazz verboden. Hij studeerde af als arts en trouwde met een Joodse vrouw. Samen smokkelden ze Joodse kinderen van Amsterdam naar onderduikadressen in Gelderland, waarvoor hij postuum werd geëerd door Yad Vashem. Na de oorlog keerde hij terug naar het musiceren en deed hij onderzoek naar multiple sclerose, waar zijn vrouw aan leed. Edgar promoveerde in 1955 op dit werk, maar zijn vrouw overleed aan de ziekte in 1958.
Na zijn hertrouwen in 1960 beleefde hij een muzikale bloeiperiode. Hij trad regelmatig op met internationale jazz sterren, leidde het eclectische Boy’s Big Band en ontving een Edison voor zijn werk. De daaropvolgende twee decennia gaf hij les en deed onderzoek aan Amerikaanse en Nederlandse universiteiten, werd huisarts en zette diverse jazzprojecten op. Toen hij in 1980 overleed, merkte een vriend op: “Als je alles wat hij heeft gedaan bij elkaar optelt, kun je er nog twintig jaar aan zijn levensduur toevoegen.”
Bronnen:
50 Ruud Gullit (geboorte)
Ruud Gullit is een iconische Nederlandse voetballer, manager en mediapersoonlijkheid. Hij heeft zelfs een paar liedjes heeft opgenomen die in de hitparade zijn beland. Hij nam samen met een reggaeband ook het populaire anti-apartheidsliedje South Africa op. Toen hij in 1987 de Balon d'Or – de hoogste onderscheiding in het voetbal – ontving, droeg hij de prijs op aan Nelson Mandela, die toen gevangen zat op Robbeneiland. Zeven jaar later overhandigde hij de Balon d’Or aan Mandela in een tv-programma ter promotie van de eerste vrije verkiezingen in Zuid-Afrika. Hij is een van de slechts drie Nederlandse winnaars van de Balon d'Or. (De andere twee waren Johan Cruyff, met wie hij in het begin van zijn carrière samenspeelde, en zijn ploeggenoot Marco van Basten.) Hij was aanvoerder van het Nederlands elftal bij de eindoverwinning van het EK in 1988, won de Eredivisie met Feyenoord en PSV en de Serie A drie keer met Milaan, met wie hij ook twee keer de Europacup (de voorloper van de Champions League) won. Tot zijn vele onderscheidingen behoren tweemaal Wereldvoetballer van het Jaar, Nederlands Voetballer van het Jaar en FIFA Wereldspeler van het Jaar. Hij eindigde zijn carrière als speler-manager bij Chelsea, waar hij de eerste buitenlandse manager werd die de Football Association Challenge Cup (FA Cup) won.
Bronnen:
49 Inwijding van een begraafplaats voor Zwarte mensen in New York
Op 10 oktober 2007, hebben de beroemde dichter Maya Angelou, voormalig burgemeester van New York, Michael Bloomberg, en federale ambtenaren de stoffelijke resten van vrije en tot slaaf gemaakte Zwarte mensen in Nieuw-Amsterdam en het vroegere New York ingewijd en herbegraven. Het monument, in het hart van het met wolkenkrabbers gevulde regerings- en financiële centrum van New York, markeert de plek waar de Zwarte overledenen te ruste werden gelegd. Toen het kerkhof in gebruik werd genomen, lag het buiten de stad, want het was voor tot slaaf gemaakte Zwarte mensen verboden om het stadskerkhof te gebruiken. Aan het eind van de achttiende eeuw werd het kerkhof gesloten. Op de grond werd gebouwd en uiteindelijk is het kerkhof vergeten. Tijdens bouwprojecten in de negentiende eeuw zijn af en toe botten ontdekt, maar men dacht dat het de slachtoffers waren van een lynchpartij in 1741. Pas in 1991 ontdekten landmeters voor een nieuw overheidsgebouw de overblijfselen. Aanvankelijk werd hier door de regering slecht mee omgesprongen, maar protesten en lobbywerk zorgden ervoor dat het Congres een wet aannam die onder meer de grond beschermde en het toezicht gaf aan archeologen van de Howard University – een historisch Zwarte school van topniveau. Het nu als monument aangemerkte terrein omvat een educatief centrum en een opvallend granieten monument dat de aandacht trekt van iedereen die op weg is naar een van de overheidsgebouwen die om het monument heen staan.
Bronnen:
47 Astrid H. Roemer (P.C. Hooft-prijs)
Astrid H. Roemer is een Surinaamse dichter, toneel- en romanschrijver. Ze is de eerste Caribische auteur die de P.C. Hooft-prijs won en de eerste Surinaamse auteur die de Nederlandse Literatuurprijs won. Astrid Roemer is geboren in Paramaribo, waar ze een opleiding volgde en zichzelf ontwikkelde als dichter. In 1970 publiceerde zij haar eerste dichtbundel, Sasa, mijn actuele zijn, en in 1974 haar eerste roman Neem mij terug Suriname. De roman Neem mij terug Suriname is gebaseerd op haar eigen ervaringen als Surinaamse immigrant in Nederland en is populair gebleven in de Surinaamse gemeenschap. Haar omvangrijke oeuvre omvat onderzoek naar de ervaringen van vrouwen en een herbezinning op de Surinaamse geschiedenis. Het werk en leven van Astrid H. Roemer worden gekenmerkt door een complex literair engagement en een bedachtzame benadering van de wereld om haar heen. Dit is onder andere te zien in de documentaire van Cindy Kerseboom, ‘De wereld heeft gezicht verloren’. Haar meest impactvolle trilogie werd onlangs heruitgegeven als een bundel onder de titel Onmogelijk moederland. Ze heeft veel van de wereld gezien en creëert poëtisch werk dat spreekt over fundamentele maatschappelijke uitdagingen.
Bronnen:
48 Janey Tetary (opstand)
Janey Tetary werd in 1856 geboren in Patna, India, tijdens het Brits koloniaal bewind. Het leven onder de Britse bezetting was zwaar en dat gold des te meer voor Tetary, zeker nadat ze haar man had verloren. Zij was een van de duizenden die werden gerekruteerd om slavenarbeid te vervangen op de Surinaamse plantages als contractarbeider. Onder de belofte van goede levensomstandigheden, waaronder gratis huisvesting en medische zorg en een goed werkloon vertrokken zij naar Suriname. In werkelijkheid leefden de contractarbeiders veelal onder erbarmelijke omstandigheden in de barakken waar vroeger slaafgemaakten werden vastgehouden en deden ze zwaar werk voor een laag loon. Janey Tetary arriveerde in 1880 in Suriname samen met haar jonge kind en werd te werk gesteld op de suikerplantage Zorg en Hoop. Zij zette zich in voor betere werkomstandigheden van de arbeiders en richtte zich speciaal op de bescherming van vrouwen op de plantage. Nadat een vrouw was overleden, adopteerde zij haar baby.
Toen de omstandigheden op Zorg en Hoop verslechterden, hielp Tetary een opstand te leiden die de plantage beambten verjoeg. Het leger viel de plantage aan en Tetary was een van de zeven dodelijke slachtoffers. Vandaag de dag staat een standbeeld van Janey Tetary voor het presidentieel paleis van Suriname.
Bronnen:
46 Maria Vlier (geboorte)
Maria Vlier was een lerares en geschiedkundige in het negentiende-eeuwse Suriname. Ze werd op 19 maart 1828 geboren in Paramaribo. Haar moeder was een voormalig tot slaaf gemaakte en haar vader een plantage-eigenaar die afstamde van een tot slaaf gemaakte. Maria blonk uit op school en vertrok uiteindelijk met haar vader naar Nederland om haar opleiding af te maken. Na het afronden van de lerarenopleiding keerde ze op haar twintigste terug naar Paramaribo, waar ze een meisjesschool opende.
Het viel haar op dat Surinaamse studenten wél de geschiedenis van andere landen kenden, maar slechts summiere kennis over hun eigen land hadden. Alles wat ze hierover wisten, hadden ze opgedaan uit mondelinge overlevering. Er bestond namelijk geen boek over de Surinaamse geschiedenis.
Maria Vlier besloot daarom zelf een lesboek hierover te schrijven. Wat betreft het onderwerp slavernij werden haar echter beperkingen opgelegd door de koloniale autoriteiten. De eerste druk kwam uit in 1863, het jaar dat de afschaffing van de slavernij begon, en in de tweede druk (1883) werd het einde van de slavernij ook daadwerkelijk besproken. Haar boek groeide uit tot het standaard schoolboek over de Surinaamse geschiedenis tot 1945, maar haar naam verdween al gauw in de vergetelheid. In het boek De slaven van Suriname bestempelde Anton de Kom het boek als te mild over slavernij en nam hij aan dat Vlier van Witte, Nederlandse afkomst was. Dat zij ondanks de censuur van de koloniale autoriteiten toch een geschiedenisboek over Suriname had durven te schrijven werd niet erkend.
Bronnen:
41 The Black Archives (oprichtingsdatum)
The Black Archives is een cultureel centrum en archief rond Zwart erfgoed gelegen in Amsterdam. Op 13 juni 2015 werd de New Urban Café opgericht door Mitchell Esajas en Jessica de Abreu van het New Urban Collective (vereniging voor biculturele studenten die het gebrek aan aandacht voor onderwerpen als slavernij en kolonialisme op de universiteit aan de kaak stelden) samen met Thiemo en Miguel Heilbron. Dit diende als een plaats waarin de literatuur van de eerste boekencollectie van de in Suriname geboren sociaal wetenschapper Waldo Heilbron publiekelijk toegankelijk werd gemaakt. Een jaar na het ontstaan verhuisden ze wegens gentrificatie naar het gebouw van de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam, waar de collecties van beide instanties werden samengevoegd en The Black Archives officieel in het leven werd geroepen.
Het aantal collecties is door de jaren heen uitgebreid en in augustus 2020 is ook The Black Archives Bijlmer gestart in Amsterdam-Zuidoost. Het archief bestaat uit meer dan 10.000 boeken die te maken hebben met thema’s als “racisme, race issues, slavernij, (de)kolonisatie, gender en feminisme, sociale wetenschappen en ontwikkeling, Suriname, de Nederlandse Antillen, Zuid-Amerika, Afrika”, zoals dit op de website aangeduid wordt. Het doel van het archief is het verzamelen en ontsluiten van literatuur en kennis over onderbelichte onderwerpen, zodat deze informatie toegankelijk gemaakt kan worden. Op basis van dit archief worden exposities, lezingen en evenementen ontwikkeld. Bovendien geeft The Black Archives advies op basis van deze brede bron van kennis.
Bronnen:
45 Premier Evelyn Wever-Croes
Evelyn Wever-Croes is de eerste vrouwelijke premier van Aruba. Hiervoor was zij fractievoorzitter van de oppositiepartij Movimiento Electoral di Pueblo (MEP). Sinds 17 november 2017 staat zij aan het hoofd van het kabinet Wever-Croes dat de eerste coalitieregering in Aruba is na meer dan vijftien jaar. Op 30 maart 2021 viel het kabinet vanwege een strafrechtelijk onderzoek naar verduistering van gemeenschapsgelden door coalitiepartner POR (Pueblo Orguyoso y Respeta).
Bronnen:
43 Adèle Rigaud (geboorte)
Adèle Rigaud (1924-1967) was een groot voorvechtster voor het vrouwenkiesrecht in Curaçao. Ze richtte de vrouwenvleugel van haar partij op (de Katholieke Volkspartij) en werd ook president van Luchadonan pa Derecho di Voto pa Hende Muhe (Strijders van het vrouwenkiesrecht). Ze startte petities voor het vrouwenkiesrecht die ook gesteund werden door het Damanan di Djarason (de Woensdagvrouwen). In slechts vier dagen wisten ze 1.013 handtekeningen te verzamelen voor de eis voor vrouwenkiesrecht. In 1948 werd kiesrecht voor mannen en vrouwen een feit op Curaçao. Op 17 maart 1949 gingen vrouwen in Curaçao voor het eerst naar de stembus. Vrouwen verkregen ook hogere posities binnen politieke partijen en begonnen ze belangrijke administratieve functies te bekleden. Zo werd Rigaud ook de eerste vrouw die de leiderschapspositie van vicepresident van de Katholieke Volkspartij aannam.
Bronnen:
44 Afschaffing handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen
Toen in Nederland in 1956 de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen werd afgeschaft, gold dit niet voor vrouwen in de koloniale gebieden. Handelingsonbekwaamheid betekende dat gehuwde vrouwen geen “financiële, juridische en andersoortige handelingen” mochten uitvoeren. In het Internationaal Jaar van de Vrouw in 1975, tevens het jaar waarin Suriname onafhankelijk werd, werden er verschillende maatschappelijke debatten gevoerd omtrent dit onrecht. Eén van de belangrijkste voorvechters van de afschaffing van de handelingsonbekwaamheid was Twie Tjoa, de eerste vrouwelijke directeur op het ministerie van Arbeid in Suriname. Zij vond het van groot belang dat vrouwen betrokken waren bij de ontwikkeling van het land.
In mei 1978, werd een resolutie ter afschaffing van de handelingsonbekwaamheid aangenomen en aangeboden aan het ministerie van Justitie. Het regerende militair regime nam deze resolutie in 1980 op in de Regeringsverklaring. Dankzij het Decreet C11 en de aanpassing van het huwelijksgoederenrecht was op 16 april 1981 de afschaffing van de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen in Suriname een feit.
Echter, Drs. Henna Guicherit constateert in het artikel ‘Vooruitgaan tegen de stroom in’ uit 2019 op de website van het Women’s Rights Centre Suriname dat dit in de praktijk niet altijd zo blijkt te zijn. Ze schrijft dat in 2014 gehuwde vrouwen nog steeds niet altijd erkent worden of dat er gevraagd wordt naar de handtekening van hun (mannelijke) partner bij financiële en onroerend goed transacties.
Bronnen:
42 Het Zwart Manifest (lanceringsdatum)
Het Zwart Manifest is opgesteld om institutioneel racisme in Nederland te bestrijden. Het werd gelanceerd op donderdag 25 maart 2021, de Internationale Herdenkingsdag van de Slachtoffers van Slavernij en de trans-Atlantische Slavenhandel. Het manifest is samengesteld door inbreng vanuit bijeenkomsten in het hele land, online-enquêtes, focusgroepen en in interviews met Zwarte deskundigen. Op deze manier zijn er twaalf domeinen uitgetekend waarbinnen volgens het manifest anti-Zwart racisme moet worden bestreden. Het gaat om de volgende domeinen: educatie’, zorg en welzijn, huisvesting, arbeidsmarkt, economische gelijkheid, politiek en overheid, wetshandhavers, justitie en veiligheid, hervorming ADV’s, media, kunst en cultuur, sport, en nazorg. In ieder domein worden actiepunten en aanbevelingen voor politici, beleidsmakers, beleidsmedewerkers en andere relevante eindverantwoordelijken binnen het veld opgenomen. Naast deze domeinen volgt het manifest drie pijlers: dekolonisatie, representatie, en gelijkwaardigheid.
Het Zwart Manifest verkondigt dat “We streven naar een radicale, concrete en consistente positieverbetering van de Zwarte gemeenschap en een toekomst zonder het systematisch uitsluiten, marginaliseren, criminaliseren en discrimineren van Zwarte mensen in Nederland.” Hierbij wordt ook geuit dat andere gemarginaliseerde groepen baat zullen hebben bij de strijd tegen anti-Zwart racisme. Het manifest kan getekend worden op de website. Hier is ook de mogelijkheid je aan te melden als vrijwilliger, of een donatie te geven.
Bronnen:
40 Minister-president Sarah Wescot-Williams
Sarah Wescot-Williams werd op 10 oktober 2010 de eerste minister-president van Sint Maarten. Dit is ook de datum waarop de Nederlandse Antillen eindelijk werden opgeheven. ‘10-10-10’ betekende dus autonomie binnen het Koninkrijk voor het Nederlandse deel van Sint Maarten. Sarah werd geboren op 8 april 1956 en studeerde politieke wetenschappen in de Verenigde Staten.
Hoewel haar partij (de Democratische Partij) slechts twee zetels had behaald bij de verkiezingen, werd Sarah Wescot-Wiliams tijdens de coalitiegesprekken tussen haar partij en de Verenigde Volkspartij toch gekozen als eerste minister-president van Sint Maarten. Dit gebeurde omdat de grotere coalitiepartner Theo Heyliger van de Verenigde Volkspartij niet door een integriteitsonderzoek kwam. Na de val van haar kabinet in april 2012 trad zij in mei opnieuw aan met een coalitie tussen haar partij en de Nationale Alliantie, maar dit kabinet viel een jaar later. Het derde kabinet Wescot-Williams startte op 14 juni 2013, waarna ze in 2014 werd opgevolgd door Marcel Gumbs. Van december 2017 tot januari 2018 formeerde Williams het interim-kabinet onder leiding van Leona Marlin-Romeo. De samenvoeging van de Democratische Partij en de Verenigde Volkspartij werd hier bekend gemaakt: de Verenigde Democraten wisten een nipte overwinning te behalen bij de verkiezingen van 2018, waarna Williams werd gekozen tot voorzitter van de Staten. Op 22 september 2019 diende ze haar ontslag als statenvoorzitter in naar aanleiding van de val van het tweede kabinet Marlin-Romeo.
Bronnen: