16 Monopolie WIC op handel West-Afrikaanse kust
De provincie Zeeland speelde een belangrijke rol in de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel: het Zeeuwse aandeel is ongeveer de helft. Een belangrijke datum in de geschiedenis van de Zeeuwse slavenhandel is 3 juni 1621. Toen kreeg de West-Indische Compagnie (WIC) een monopolie op de handel langs de westkust van Afrika, inclusief de handel in tot slaaf gemaakte mensen. Dit monopolie was het startschot van de ‘officiële’ trans-Atlantische slavenhandel vanuit Zeeland. De WIC was verdeeld in vijf zogenoemde ‘kamers’: Amsterdam, Maze (Rotterdam), Stad en Lande (Groningen), Noorderkwartier (Hoorn) en Zeeland. Twintig procent van de slavenschepen van de WIC vertrok vanuit Zeeland. Een ander gevolg van dit monopolie was een toename van de ‘onofficiële’ slavenhandel door smokkelaars. Het merendeel van de WIC-kamers waren gevestigd in Holland en het hoofdkwartier zat in Amsterdam. Veel Zeeuwen zagen dit als een poging van Holland om de Zeeuwse economie te ondermijnen. Met name in Zeeland werd daarom smokkelhandel – om het monopolie van de WIC heen – oogluikend toegelaten. Smokkelaars en smokkelschepen werden “lorrendraaiers” genoemd en een derde van hen nam deel aan de slavenhandel. Met name het Caribische eiland Sint Eustatius werd gebruikt door lorrendraaiers om tot slaaf gemaakte mensen te verhandelen.
Na het ontbinden van het WIC-monopolie in 1730, ging de in 1720 opgerichte Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) zich steeds meer op slavenhandel richten. De MCC werd grotendeels gefinancierd door mensen die hun geld hadden verdiend met de smokkelhandel: de MCC was in werkelijkheid een georganiseerde en gelegaliseerde voortzetting van de lorrendraaiers. Het laatste slavenschip van de MCC vertrok vanuit Zeeland in 1802.
Bronnen:
Draag zelf een gebeurtenis of persoon aan en help mee dit gedeelde verleden compleet te maken.