32 Wet vrouwenkiesrecht (niet inclusief)
In 1919 werd de Kieswet na een decennialange strijd aangepast, waardoor vrouwen in het Europese deel van Nederland mochten stemmen, maar dit nieuwe stemrecht gold niet voor alle Nederlandse vrouwen. In deze tijd was Nederland nog koloniaal overheerser van Nederlands-Indië, de Nederlandse Antillen en Suriname. Voor vrouwen (en ook veel mannen) in de koloniën veranderde er niets in 1919: alleen de koloniale, mannelijke, Witte elite genoot hier het stemrecht.
De wet waarmee algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen een feit werd, trad in werking op 28 september 1919, maar gold dus niet voor de hierboven genoemde mensen die leefden onder het Nederlandse gezag.
In Indonesië kwam het algemene kiesrecht met de onafhankelijkheid in 1945: onder president Soekarno zou er geen onderscheid meer gemaakt worden tussen man en vrouw. Jarenlange strijd voor kiesrecht was hier al aan voorafgegaan, onder andere door de welbekende Javaanse aristocrate Raden Adjeng Kartini. In Suriname werd het kiesrecht uitgebreid in 1937 tot een census-en capaciteitskiesrecht, waardoor Grace Schneiders-Howard een jaar later als eerste vrouw werd verkozen in de Koloniale Staten van Suriname. In 1948 werd het ‘algemeen kiesrecht’ ingevoerd, vanuit het initiatief van het Nederlandse Tweede Kamerlid Corry Tendeloo (PvdA). Dit kiesrecht gold echter niet voor de oorspronkelijke bewoners van Suriname en de Marrons: pas in 1963 zou onafhankelijkheid ervoor zorgen dat ook zij kiesrecht kregen. In Curaçao werd in 1948 ook het woord ‘mannelijk’ geschrapt uit de Kieswet.
Bronnen:
Draag zelf een gebeurtenis of persoon aan en help mee dit gedeelde verleden compleet te maken.